Archief – 2

Luisteren naar de inspiratie van Mondriaan

Auteur: Nicolien Lamme | Beeld: 1. Composition with grid 8: Checkerboard Composition with Dark Colors Piet Mondriaan (1919), Kunstmuseum Den Haag, foto Sailko (2017, fragment), CC BY 3.0 Wikimedia Commons 2. Foto David Pisnoy (2020, fragment)

Klappend voor een abstract werk van Mondriaan staan en dansen op de maat van de muziek die hij luisterde in zijn atelier kan zorgen voor een betere beleving van zijn ritmische composities.

In Kunstzone #2/2023 schreef Pien School over de opmars van de multisensorische museale kunstbeleving. Steeds meer musea besteden aandacht aan bijvoorbeeld geuren, muziek en tactiele ervaringen om de kunstwerken van extra betekenis te voorzien. Een voorbeeld hiervan is de museumtour Clapping to the Beat of Piet die kunsthistoricus Caro Verbeek ontwikkelde in het Kunstmuseum in Den Haag. In de tour kunnen bezoekers de schilderijen van Piet Mondriaan en andere leden van De Stijl ervaren in combinatie met verschillende zintuigelijke elementen.

Zintuigelijk ervaren
Om Mondriaans Victory Boogie Woogie (1944) beter te kunnen begrijpen nam Caro Verbeek in haar eerste week als conservator van het Kunstmuseum boogiewoogie-dansles. Al dansend viel voor haar het kwartje, en ervaarde ze het werk niet alleen visueel, maar ook ruimtelijk. ‘Als dit voor mij werkt, werkt het ook voor bezoekers’, vertelt ze. ‘Door verschillende zintuigen aan te spreken in een museum zorg je er niet alleen voor dat gemengde groepen van mensen met allerlei zintuiglijke capaciteiten gelijktijdig mee kunnen doen, het draagt ook daadwerkelijk bij aan een beter begrip van Mondriaan en andere kunst. Ervaring en kennis liggen niet uit elkaar, maar versterken elkaar.’

Het werk van Mondriaan en andere leden van De Stijl was van oorsprong bedoeld om met verschillende zintuigen te ervaren. De kunstwerken waren niet alleen visuele composities, ze waren ook gericht op het stimuleren van andere zintuigen, zoals het gehoor en de tast. In de museumtour Clapping to the Beat of Piet wordt deze oorspronkelijke intentie van De Stijl-leden in ere hersteld door een ervaring te creëren waarin ritme en kunst samenkomen.

Clapping to the beat
De tour stelt bezoekers in staat om visuele ritmes te herkennen en te reproduceren door bijvoorbeeld op de maat te klappen van de muziek waar Mondriaan naar luisterde. Het is eigenlijk heel logisch om deze muziek te gebruiken aangezien dit zijn inspiratiebron was. De ragtime waar hij naar luisterde is terug te zien in het lineaire raster in Composition with grid 8: Checkerboard Composition with Dark Colors (1919). In deze muziek wijkt een piano vrij regelmatig af van de baslijn door middel van een onverwachte accentuering (‘syncopatie’), waardoor een opwindend ritme ontstaat. Dit vertaalt zich in onregelmatige kleurvlakken in het werk.

De zintuigelijke interventies in Clapping to the Beat op Piet zijn oefeningen om de ritmische patronen in Mondriaans werk makkelijker te begrijpen, én ze te voelen. Een voorbeeld van zo’n oefening is luisteren naar ragtime of boogiewoogie, terwijl de bezoekers kijken naar het kunstwerk Composition with Gray Lines [Composition with Grid 3: Lozenge Composition] (1918). Daarna krijgt de groep de opdracht om te klappen op de vierkwartsmaat van de muziek. Dan wordt de aandacht van de groep gericht op het werk en klappen ze gezamenlijk het aantal diagonale lijnen of gekantelde vierkanten langs de zijkanten van het canvas. Dit leidt tot een soort ‘scannende blik’ van de bezoekers en verhoogt het niveau van hun betrokkenheid bij het werk. Automatisch kijken je ogen in hetzelfde ritme naar het werk als hoe je klapt.

Onderzoeksproject
Verbeek vertelt dat de tour ook een onderzoeksproject is. Deelnemers vullen na afloop een vragenlijst in over de manier waarop ze de kunst hebben ervaren. De resultaten worden geanalyseerd en gebruikt in vervolgonderzoek naar multisensorische kunstbeleving.

Beleef het zelf!
Wil je een multisensorische museumtour volgen bij Caro Verbeek? Meld je dan aan via cverbeek@kunstmuseum.nl. Groepen tot 15 mensen mogen gratis meedoen in ruil voor deelname aan een enquête en op vertoon van een entreebewijs.

Funny how?

Humor in film in de klas

Auteur: Vincent Hodde | Beeld: Goodfellas Burkhard Mucke (fragment), CC BY SA 4.0 Wikimedia Commons

‘How Am I Funny?, een filmliefhebber weet waarschijnlijk meteen in welke filmklassieker dit wordt gezegd. De quote van Joe Pesci’s personage uit Goodfellas (Martin Scorsese, 1990) vat goed samen waar dit artikel over gaat: wat maakt een film grappig, wat vinden leerlingen grappig en wat doen docenten op het gebied van humor in hun lessen?

In 2021 schreef ik al eens over het herontdekken van de ‘stomme’ films van Buster Keaton voor mogelijk gebruik in de klas. Mijn vraag was of leerlingen iets van Keatons honderd jaar oude films kunnen leren.
Ik beantwoordde die vraag niet volledig; nu ik weer een artikel schrijf over humor in film lijkt het me goed om hun perceptie op de wereld serieus te nemen. Dat wil zeggen: geen oude films naar nu halen, maar het huidige tijdperk – met alle sociale media vormen en uitingen – als uitgangspunt te nemen.

Humor en TikTok
Het eerste probleem waar ik op stuit als cinefiele snob, c.q. filmpurist, is of het videomateriaal, geüpload naar sociale media, als film beschouwd kan worden. Mijn collega’s van Netwerk Filmeducatie zouden zeggen van wel, al het bewegend beeld ‘van muziekvideo’s tot TikTok-filmpjes.’
Ik ben wat conservatiever en pleit voor een duidelijkere afbakening van thematische en stilistische kenmerken.

Van alle sociale media heeft TikTok onder jongeren waarschijnlijk het grootste bereik. Het zou ook het meest als film beschouwd kunnen worden. Voor mij is montage een belangrijk aspect dat film tot film maakt. Op TikTok wordt er veel gebruik gemaakt van montage, ofwel het ordenen van beeld in een bepaalde volgorde. Een opvallende trend op TikTok is dat video’s (of film) autonoom gemaakt worden en dat het aannemen van meerdere ‘personages’ door middel van verschillende camerahoeken een suspension of disbelief oplevert.

Nu ik bepaalde uitingen op TikTok potentieel als film – en daarmee als kunstvorm – beschouw, rest mij om de humor daarin te analyseren.
Meteen de lastigste kwestie van dit artikel, want wat is grappig; ‘Funny how?’
Er zijn zoveel filmpjes op TikTok waar jongeren dubbel om liggen en waar ik totaal niets van begrijp. Wat maakt deze filmpjes zo grappig; ‘How Am I Funny?’ De jonge filmmakers maken gebruik van klassieke vormen van montage (stilistisch) die teruggaan tot een eeuw geleden – de volgorde en timing van shots heeft een bepaald, cognitief effect op de ontvanger.
Aan de andere kant lijkt de humor (thematisch) toch echt subjectief en context- en generatiegebonden. Een eenduidige ‘formule’ van een TikTok (humor)hit onder jongeren is niet eenvoudig te geven. De meeste docenten hebben wel een idee wat er leeft onder hun leerlingen en kunnen dus goed aansluiten bij wat er populair is onder hen. In de praktijk zijn ook docenten steeds actiever op TikTok, bijvoorbeeld met lerarenaccounts die hun leerlingen ook buiten de lesuren bereiken.

Onder andere Meester Jesper (@meesterjesper), Meester Hidde (@meesterhidde) en Juf Sanne (@jufsanne123) zijn trendsetters die met grappige en snelle (lees: korte) filmpjes, die ook muziek en dansjes bevatten, werken. Ze maken ze ook regelmatig met hun leerlingen zelf, maar ze drijven ook letterlijk de ‘spot’ met het gedrag van leerlingen, door zichzelf voor te doen als leerling. Kortom: TikTok biedt voldoende potentie om betrokkenheid te genereren onder leerlingen, die er ook hun docenten mee volgen. Tegelijkertijd leren zij ook wat grappig kan zijn, en hoe je dit met een filmpje voor elkaar kunt krijgen door bepaalde kunstgrepen toe te passen.

EuDaMus | Europese dag van muziek op school

Auteur: Thomas Geudens | Beeld: EuDaMus 2023 Live Event, stills YouTube

Op woensdag 15 maart vierden muziekleerlingen en -docenten in heel Europa de tweede Europese dag van muziek op school. De European Association for Music in Schools (EAS) bracht met muzikale uitdagingen iedereen bij elkaar die muziekonderwijs een warm hart toedraagt.

Een klas tjokvol buffetpiano’s, een podium met tientallen geüniformeerde zangers, 20 vlijtige ukelelespelers in keurige rijtjes: beelden van over heel Europa maken meteen duidelijk dat de muziekklas er overal heel erg anders uitziet. EuDaMus is de dag bij uitstek waarop muziekdocenten muziek op school zichtbaar kunnen maken, voorbij gesloten klasdeuren en akoestisch geïsoleerde muren. Tijdens een Zoommeeting zongen duizenden leerlingen uit honderden klassen samen Music in Me, het themalied van EuDaMus 2023. Componist Bert Appermont, die ook EAS-coördinator is voor België, schreef het lied speciaal voor de gelegenheid.

Music in Us
Tijdens het Europees livestreamevent met als titel Music in Us waren uiteindelijk opnames en tekeningen uit 21 landen te zien. ‘Muziek lijkt vast te hangen aan instrumenten en concertzalen’, zette bezielster Rūta Girdzijauskienė de toon, ‘maar de ware thuis van muziek is in elk van ons.’
Isolde Malmberg, voorzitter van EAS, legde uit waarom de associatie deze dag zo belangrijk vindt: door samen ons hart voor muziek op school te tonen, bereiken we meer dan alleen. De organisatie wil muziekonderwijs in heel Europa te promoten en versterken. Hiertoe wil ze muziekdocenten samenbrengen en kennis laten delen.

Nationale coördinatoren en samenwerking
Zoals wel vaker bij Europese initiatieven is EuDaMus niet in elk land even sterk aanwezig. Girdzijauskienė verwijst hiervoor naar de mate waarin nationale coördinatoren sterke samenwerkingen met scholen hebben kunnen uitbouwen. Dat lijkt vooral in het oosten van Europa het geval.
De scholenkaart toonde bijzonder veel inzendingen uit Tsjechië, Oostenrijk, Griekenland, Bosnia & Herzegovina en Litouwen.
In België en Nederland namen weinig muziekdocenten deel aan het Europese event, maar kozen de nationale coördinatoren van EAS voor een meer lokale aanpak. In Nederland werden drie challenges voor in de muziekles gelanceerd, geïnspireerd door Wicked Arts Assignments. Muziekdocenten pikten deze via vakbladen en social media gretig op.
Samen met de VLS en het Vlaamse LUCA School of Arts organiseerden ze bovendien een online ontmoetingsavond voor muziekdocenten uit Nederland en Vlaanderen, waarvoor meer dan honderd docenten intekenden. Onder meer een EAS-lid uit Zweden stelde daarbij service learning projecten voor, om de les muziek maatschappelijk betrokken te maken. Leerlingen brengen dan zelf muziek buiten de school naar plaatsen waar die een grote rol kan spelen, zoals woonzorgcentra.
Er was tijdens de avond ook ruimte voor Nederlandse en Vlaamse praktijken. De verschillen tussen beide landen vielen op. Vlaamse leraars leerden de Nederlandse organisaties voor muziekdocenten kennen die in Vlaanderen niet op dezelfde schaal bestaan. De Nederlandse deelnemers maakten dan weer kennis met het grote gewicht van het deeltijds kunstonderwijs binnen de kunsteducatie in Vlaanderen.

Muziekdocenten samenbrengen
Naast EuDaMus organiseert EAS ook een jaarlijkse Europese conferentie. Dit jaar komen muziekdocenten, -studenten en -onderzoekers samen in Lyon tijdens de laatste week van mei. Ze wisselen er de laatste stand van het onderzoek en lesideeën uit rond creativiteit en innovatie in het muziekonderwijs. Ook 15 maart 2024 kan al met stip in de agenda; noteer dan de derde Europese dag van Muziek op School.

Ben je geïnteresseerd in de European Association for Music in Schools?
Leer de organisatie beter leren kennen via hun website.

Van moed en twijfel en vernieuwen in de kunstvakken

Auteurs: Marjo van Hoorn & Esther Schaareman | Beeld: Alter Ego Ilayda Karacan, vwo 6 opdracht (fragment)

Begin februari 2023 – het definitieve advies van de werkgroep vakkenstructuur kunstvakken bovenbouw vmbo/havo/vwo was nog niet ‘ontsloten’ – vroegen we docenten naar hun opvattingen over het conceptadvies. We keken met hen ook vooruit: wat vinden zij belangrijk als de inhoud van de verschillende onderdelen straks wordt gedefinieerd?

We spraken met Marjolijn Breuring, dans- en CKV-docent (SG Helinium, Hellevoetsluis), Piet Spee, theater- en KUA-docent (Coornhert Lyceum, Haarlem), Roos Koenders, docent beeldend oude stijl (Ludger College, Doetinchem) en docent beeldend oude en nieuwe stijl in ontwikkeling (Panora Lyceum, Doetinchem), Marijn Walraven, muziekdocent oude stijl (Het Streek Lyceum, Ede), Niels de Rooij, muziekdocent oude stijl (Revius Lyceum, Doorn) en José Middendorp, docent tekenen oude stijl (Gomarus College, Groningen).

De zes brengen jaren praktijkkennis mee en hebben uitgesproken ideeën. Onderlinge verschillen zijn er zeker, maar er is ruimte voor elkaars opvattingen. Het dilemma van de tevredenheid bij oude stijl over de huidige situatie en de noodzaak tot vernieuwing gezien de huidige, rommelige examensituatie, evenals de verhouding theorie & praktijk blijken tijdens ons gesprek hoofdthema’s.

Eerste indrukken, de noodzaak van het advies
Het rondje ‘eerste indrukken conceptadvies’ levert een caleidoscopisch beeld op. ‘Wat is oud, wat is (ver)nieuw(d)?’, ‘Is het een oplossing voor de huidige situatie of juist niet’ en: ‘Wordt er nu echt een keuze gemaakt, of gaan we van alles iets doen?’

Koenders ziet geen schokkende dingen in het conceptadvies. Ze is vooral benieuwd hoe de verhouding algemene theorie (kunsten in context), vaktheorie (theorie van de eigen discipline) en praktijk zal uitpakken.
Breuring is aangenaam verrast dat men eindelijk de moed heeft om af te rekenen met de huidige situatie, maar: ‘Dat heeft wel twintig jaar geduurd.’ Ook Spee is blij met de poging om de huidige examenpraktijken meer te stroomlijnen. Hij geeft les op een school waar zowel oude stijl (muziek, beeldend) als nieuwe stijl (theater) gegeven wordt en ziet dat het voor leerlingen soms verwarrend is.
Middendorp is sceptisch over de werkopdracht en citeert uit de werkopdracht aan SLO (november 2021): ‘Kan er een nieuwe vakkenstructuur komen die recht doet aan de diversiteit van de kunstvakken en ook de inhoudelijke verdieping van de verschillende disciplines waarborgt? Of een vakkenstructuur die de samenhang tussen de kunstvakken benadrukt met behoud van het eigene.’
Middendorp: ‘Ik lees hier: lieve mensen, het moet uit de lengte en de breedte komen.’ Het advies is nietszeggend, ‘want nog niet ingevuld’, maar ze ziet tegelijkertijd een idealistisch getint raamwerk, bijvoorbeeld als het gaat om de meerwaarde van vakkenintegratie. ‘Mij bekruipt de vraag: welk probleem wordt hier opgelost?’ Koenders reageert op die kanttekening door te benadrukken dat de huidige praktijk met de veelheid van examens en vakindelingen niet bevorderlijk is voor de status van vakken die landelijk relatief weinig leerlingen trekken.

Het merendeel van de deelnemers erkent de noodzaak van de ‘verbeterslag’. Of, zoals Koenders het verwoordt: ‘Inmiddels denk ik, linksom of rechtsom, maar doe er wat aan.’ Walraven voegt toe dat er veel vakken zijn die in dezelfde vijver vissen als die waar de kunstkiezende leerlingen in zwemmen, zoals O&O, filosofie, Technasium, GEO future. ‘De spoeling wordt dun, zeker als je de krachten niet bundelt.’
De Rooij denkt er heel anders over. Hij is tevreden met zijn vak, muziek oude stijl. Het programma is wel wat vol, maar: ‘Ik heb prima aantallen, leerlingen kiezen het graag. Heel eerlijk, we kunnen er wat mij betreft alleen maar op achteruit gaan.’ Middendorp sluit zich aan: ‘Ik ben gelukkig met de situatie zoals die is. Aan de begripsverwarring kun je even sleutelen, dan heb je dat opgelost. De dingen die de problemen geven, lage leerlingenaantallen en dure examens kunnen, of móeten misschien op een andere manier opgelost.’

Lees het hele artikel in KZ03/23

Column | Van Gerwen denkt door

Wij kolonisten miskennen de waarneming

Auteur: Rob van Gerwen | Illustratie: Lennie Steenbeek

Respect voor het leven op aarde begint volgens mij met respect voor de eigen soort. In ons geval betekent dat: respect voor hoe mensen zich thuis voelen en voor de verhalen die ze over dat thuisvoelen vertellen.

Ons ergens thuis maken doen we met onze handelingen en waarnemingen, en dit thuis onderhouden we ook door anderen er over te vertellen. We vertellen al verhalen zolang als we taal hebben. Verhalen over mensen, dieren en gebeurtenissen. Soms worden in die verhalen aan alles zielenroerselen toegedicht. Wij moderne rationele mensen beschouwen zulke verhalen doorgaans als bijgeloof en miskennen de eventuele waarheden erin. Dit lijkt ook de grondhouding van kolonisten.

Maar misschien zit er ook waarheid in die verhalen, naast bijgeloof. Verhalen, ook religieuze, drukken immers van oudsher uit hoe mensen de werkelijkheid beleven, en hoe ze zich erin thuis voelen. De suggestie dat de natuur een ziel heeft en zelfs tot ons spreekt en verhalen vertelt, is dan een aardige beeldspraak. Je moet dit niet te letterlijk nemen.

Laat ik een verdedigbaar voorbeeld geven. De eerste keren dat ik vroeger met de auto naar mijn ouders reed moest ik de weg nog leren, maar na een keer of drie herkende ik de route. Daarna wist ik bij iedere kruising wat me te doen stond. Steeds minder hoefde ik daarover na te denken. Ik voelde me thuis op die route. Dit is geen bijgeloof. Zo werkt de waarneming.

Zo voelen mensen zich thuis in de wereld: de betekenissen die we er ooit hebben waargenomen (`hier rechtsaf’) zien we er alle volgende keren nog steeds liggen. Dat verklaart de beeldspraak dat die plaatsen tegen ons praten.

Voor mensen die met iPads en iPhones zijn opgegroeid is het misschien moeilijk te volgen wat ik hier zeg – dat de route zich op straat bevindt, en niet in onze geest. Zij zoeken de weg waarschijnlijk allang niet meer zelf, maar laten zich leiden door hun routeplanners.

Het verschil tussen deze twee benaderingen is niet zonder gevolgen. Hoe meer we ons aan onze mobieltjes overgeven, des te minder heeft ons thuis voelen in de wereld te maken met wat we om ons heen zien als we ons erin bewegen. We wandelen met onze neus in onze smartphone, rijden door onbekende regio’s luisterend naar de bevelen van onze GPS enzovoort.

Eerst koloniseerden we andere volken en de aarde, nu onze kinderen en onszelf.

KZ03/23

Loopbaanoriëntatie in museum

Er zijn stiekem best veel beroepen in een museum

Auteur: Eline Zwart | Foto: Manoah Salampessy (fragment)

Bedenk als vmbo-leerling maar eens wat je voor de rest van je leven wil gaan doen. Geen gemakkelijke opgave en begeleiding is daarbij welkom. Oriëntatie op de eigen loopbaan is een onderdeel bij CKV. Kan een museum daar een waardevolle bijdrage aan leveren? Het Noordbrabants Museum in ‘s-Hertogenbosch ontwikkelde hier de Museum Game voor.

‘In 2017 voerden we evaluatiegesprekken met partnerscholen. Een aantal punten kwam daar steeds in terug. Onder andere dat leerlingen echt zelf op een interactieve manier in het museum aan de slag willen’, vertelt Aafke de Bruijn, teamhoofd educatie van Het Noordbrabants Museum. ‘In de gesprekken kwam ook naar voren dat docenten er graag met CKV-klassen op uit willen.’ Dit was het startpunt voor de ontwikkeling van de Museum Game.

De Museum Game is een interactief augmentedrealityspel waarin geschiedenis en kunst aan bod komen, maar ook het museum als bedrijf. De Bruijn: ‘Dat weten leerlingen misschien nog niet, maar er zijn stiekem best veel beroepen in een museum. Met de Museum Game geven we een kijkje achter de schermen en bieden we een oriëntatie op verschillende beroepen.’
Leerlingen gaan in de Museum Game in groepjes van drie met een iPad op onderzoek uit in het museum. Als eerste komen ze de directeur tegen die het mysterie van de hertog en de game uitlegt. Later in het spel ontmoeten de leerlingen een beveiliger, conservator, registrator, communicatiemedewerker en een gastvrouw. Als laatste helpen ze in de augmentedrealitywereld de technische dienst met schilderijen ophangen.

Stig, Nova en Jasmijn van het Maurick College in Vught testten een van de laatste versies van de Museum Game. Nova: ‘Je hebt niet meteen door hoeveel je eigenlijk leert van zo’n spel.’ Op de vraag of het een leuke manier van leren is, zeggen ze alle drie volmondig ‘ja!’.
Leerlingen en docenten waren betrokken bij de ontwikkeling van de Museum Game en hen is regelmatig om advies en feedback gevraagd. Zo heeft Stig al meerdere versies van de Museum Game getest. ‘Het is leuk om al die stappen mee te krijgen.’
Als het aan Jasmijn ligt mogen er meer van dit soort initiatieven komen: ‘Ik vind dat je meer over verschillende beroepen leert door ‘net echt’ te doen. Anders hoor je er misschien wel leuke dingen over, maar als je het zelf doet is het anders dan verwacht.’

Eline Zwart werkt met Club Zien aan de ontwikkeling van educatieve programma’s voor vmbo-leerlingen in Brabantse musea.

NIEUWSGIERIG GEWORDEN?
De Museum Game is voor leerlingen van leerjaar 1, 2 en 3 vmbo.
Meer informatie over de Museum Game.

KZ03/23

De stand van examenvakken op havo- en vwo-scholen

Onderwijsaanbod kunstvakken en leerlingenkeuzes

Auteur: Piet Hagenaars | Vormgeving: Marie José Kakebeeke

De werkgroep vakkenstructuur stelt voor om de vijf kunstvakken in de bovenbouw dezelfde structuur en opbouw te geven. Men beoogt hiermee samenhang te creëren ‘tussen de vakinhouden, hun onderlinge relevantie en mogelijkheden om te integreren’. Om dit te kunnen realiseren, moet de school meer kunstvakken kunnen aanbieden.

Het is beslist een prachtig streven, maar een papieren tijger als leerlingen slechts uit een of twee kunstvakken als examenvak kunnen kiezen omdat scholen voor meer vakken geen middelen vrij (kunnen of willen) maken. Voor kunstvakken zijn immers passende vaklokalen en deugdelijke docenten voor nodig. De werkgroep adviseert voorts de kunstvakken weer als verplicht examenvak in het CM-profiel op te nemen. Dan beslist niet enkel de schoolleiding over uitbreiding van het kunstvakkenaanbod – of beëindiging als de school krimpt. Het is een onderwerp waar ook de vakverenigingen zich ongelooflijk hard voor willen maken.

Afname en groei kunstvakken als examenvak
De nieuwe structuur zal, volgens de werkgroep, alle kansen bieden om als kunstvakken gezamenlijk te werken aan een sterke positie in de school. Maar welke positie hebben de kunstvakken op dit moment in de scholen? Hoeveel leerlingen kiezen een kunstvak als examenvak? Hoe breed is het aanbod van kunstvakken in de bovenbouw van havo- en vwo-scholen?

Om het verloop van het aantal eindexamens in de kunstvakken in beeld te brengen, analyseerde ik de data van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van de havo- en vwo-leerlingen die in 2012, 2017 en 2022 in een kunstvak examen deden (figuur 1 en 2).
Scholen kunnen maximaal acht kunstvakken als examenvak aanbieden: muziek oude stijl, kunst (muziek), tekenen, handenarbeid, textiele werkvormen, kunst (beeldend), kunst (drama) en kunst (dans). In 2012 koos ruim een kwart (26,8%) van de havo-kandidaten ervoor examen in een kunstvak te doen. Het merendeel deed dat in een beeldend vak (19,4%). Van de overige kandidaten deed 5,5% examen in muziek, 1,6% in drama en 0,3% in dans.
De cijfers over 2017 zijn minder gunstig; er waren 6,5% minder examenkandidaten voor een kunstvak. Een vijfde (20,3%) van de havo-kandidaten deed er examen in, waarvan de meesten in een beeldend vak (14,4%). In muziek deed 4,0% examen, in dans 0,2%. Drama kende in dat jaar een bescheiden groei naar 1,7%.

Het schooljaar 2021-2022 laat – vooral voor beeldend – een flink herstel zien. Bijna een kwart (23,1%) doet in 2022 examen in een kunstvak, waarvan 17% in een beeldend vak; muziek (4,2%), drama (1,7%) en dans (0,2%) blijven ten opzichte van 2017 constant. Figuur 1 laat zien dat de meest gekozen havo-examenvakken kunst (beeldend) en tekenen zijn.

Voor het vwo is het niet anders, ook hier bijna een kwart (23,9%) examenkandidaten in 2012, een terugval in 2017 met nipt een vijfde (19,7%) van het aantal leerlingen dat voor een kunstvakexamen kiest, en vervolgens een stijgende lijn naar 2022. In dat jaar opteerde ruim een vijfde (21,1%) van de vwo-examenkandidaten voor een kunstvak. Ook in het vwo kiezen leerlingen het vaakst voor een examen in een beeldend kunstvak. Daarna komt – met wat meer afstand – muziek, drama en tenslotte dans. In 2022 gaat het om respectievelijk 14,3% beeldend, 4,9% muziek, 1,8% drama en 0,1% dans.

Breedte aanbod kunstvakken
De positie van de kunstvakken in de bovenbouw wordt ook bepaald door de breedte van het onderwijsaanbod. De werkgroep vakkenstructuur stelt voor te verwijzen naar een collega-school in de regio, als leerlingen een ander kunstvak als examenvak willen dan die op hun school worden gegeven. Dat roept de vraag op hoe het aanbod van de vo-scholen voor havo en vwo eruitziet. Uit mijn analyse per provincie blijkt dat leerlingen lang niet altijd voor bijvoorbeeld drama of dans bij een andere school terecht kunnen (zie figuur 3 en 4).

Bijna alle havo-scholen (97,3%) bieden één, of meer kunstvakken als examenvak aan. Op de meeste scholen (94,6%) kunnen leerlingen een beeldend vak als examenvak kiezen. Muziek wordt op zowat de helft van de scholen (47,1%) aangeboden, drama op 17,1% en dans op 3,7%. Het kunstvakonderwijsaanbod is het smalst in Zeeland, daar is enkel de keuze voor een beeldend vak (91%) of muziek (45,5%). Het breedste aanbod kennen scholen in Noord-Holland en Gelderland, met elk op drie scholen vier kunstdisciplines. Eenenveertig van alle scholen (7,9%) bieden drie kunstdisciplines aan (zie figuur 4).

Het onderwijsaanbod op vwo-scholen is iets lager dan op de havo-scholen. Van alle vwo-scholen biedt 94,7% een kunstvak aan; beeldend op 91,0% van de scholen, muziek op 45,7%, drama op 15,8% en dans op 2,9%. Er zijn in totaal acht vwo-scholen waar alle vier de disciplines aangeboden worden. Eenenveertig scholen (7,8%) bieden een combinatie van drie kunstdisciplines aan.

Concluderend
De keuze voor een kunstexamenvak op havo en vwo groeit sinds 2018 weer. Om de vakken de mogelijkheid te bieden in de bovenbouw samen te werken en vakinhouden te integreren, is een breder aanbod en een ruimere spreiding nodig dan nu het geval is. Daar is nog veel winst te behalen.

KZ03/23

Toekomsttheorie voor kunstvakken

Vaktheorie, kunstanalyse en kunsten in context

Auteur: Marie Wensing | Beeld: Roland Conté

Het niet te onderschatten echte goede nieuws van de beoogde vakkenstructuur voor de kunstvakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is dat het vakken blijven met een centraal eindexamen. Het ministerie van OCW gaat daar in zijn opdracht aan SLO vanuit. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar hetzelfde ministerie, weliswaar met andere bewindspersonen en ambtenaren, heeft die status jarenlang doen wankelen.

De vooroordelen die daarbij een rol speelden zijn nog lang niet uitgeroeid en kunnen op elk onverwacht moment opnieuw opduiken. Kunst is voor de sier, niet wezenlijk, een vak ‘achter de streep’ waar je affiniteit mee moet hebben en waar een speciaal talent voor nodig is. Het belang van de kunstvakken moet steeds opnieuw bevochten en verdedigd worden. Hopelijk is hun officiële examenstatus nu voor de komende decennia veiliggesteld.

Voor de vakvernieuwingscommissie die zich over de inhoud gaat buigen, ligt er de uitdaging om een vorm te vinden die zowel de diepgang van elk kunstvak als de breedte van kunst (algemeen) kan vertalen naar een haalbaar programma voor elk schooltype. Een programma waar leraren enthousiast van worden, waar ze voor zijn toegerust of zich verder in willen bekwamen. Dan worden het vanzelf vakken die leerlingen graag kiezen. De voorzet van de structuurwerkgroep is veelbelovend en aantrekkelijk. Vijf vakken: beeldend, dans, theater, muziek en film. Minstens de helft van de tijd is voor de praktijk. De theorie bestaat uit delen die voorlopig ‘vaktheorie’, ‘kunstanalyse’ en ‘kunsten in context’ heten. Het is aan de vakvernieuwingscommissie om deze termen zinvol in te vullen. Ik geef hen graag enkele overwegingen mee.

Vaktheorie
Een kunstvak is in de eerste plaats een praktisch vak. Leerlingen willen tekenen, musiceren, dansen, toneelspelen en films maken en kiezen om die reden kunst in hun pakket. Zij zien de theorie vaak als een apart vak, wat jammer is. De structuurwerkgroep hoopt dat theorie en praktijk meer samenhang krijgen. Het is aan de leden van de vakvernieuwingscommissie om dat te stimuleren als ze formuleren wat de theorie van elk kunstvak in moet houden. Als ze de diepgang van de kunstvakken oude stijl willen behouden, hebben ze al een uitgangspunt.

Bij de beeldende vakken werd en wordt onder vaktheorie kunstbeschouwing en kunstgeschiedenis verstaan. De beschouwing is uiteraard essentieel, een vorm van kunstanalyse in een taal die ook in de praktijkles wordt gehanteerd. De kunstgeschiedenis diende in het verleden altijd in dienst te staan van de beschouwing, maar ging gaandeweg een eigen leven leiden. Indertijd moesten de 19e en 20e eeuw behandeld worden voor het mavo-examen. Havo oude stijl kon vragen vanaf de middeleeuwen verwachten en vwo vanaf de klassieke oudheid. Dat is nu al te veel. Daar kan geen ‘contextdeel’ meer bij.
Een manier om deze overdosis aan leerstof te verlichten is thematisering: voor een of meer jaren aangeven waar het examen over gaat en welke periodes uit de kunsthistorie bestudeerd moeten worden. Met de nadruk op de huidige tijd en op de afgelopen twee eeuwen.

De filmgeschiedenis beslaat nog geen anderhalve eeuw. Kunstbeschouwelijk stelt film nieuwe eisen, omdat hier elementen van alle andere kunsten aan bod komen, aangevuld met een verhaallijn die vaak teruggaat op literatuur. In filmbeschouwing moet aandacht zijn voor geluidseffecten en filmmuziek, vormaspecten, verhaal, expressie en dramatische handeling. De rol van montage, die de film zijn dynamiek geeft. De vaktheorie die bedacht moet worden zal per schoolniveau eenzelfde gewicht moeten krijgen, net zo moeilijk als de vaktheorie van de andere disciplines. Het medium is nogal technisch, dus waarschijnlijk is er genoeg vakinhoud om dit gewicht te bereiken.

Dans en drama/theater zijn al theorievakken op vmbo en moeten worden opgenomen in een logisch doorlopende leerlijn naar havo en vwo. Dat vraagt om expertise en ik stel dan ook voor dat vanuit alle vijf disciplines ervaren vakexperts de vernieuwingscommissie gaan adviseren. Muziek heeft al een traditie op alle niveaus.

Het ligt voor de hand dat elk kunstvak zijn eigen vaktheorie ontwerpt of aanpast. Met zoveel historie en technische kennis als voor dat vak nodig en zinvol is. Maar het zou heel nuttig zijn om met alle vakexperts de programma’s van de verschillende vakken te vergelijken. Sterke punten kunnen overgenomen worden. Bekijk elkaars vakexamens en bekijk de examens kunst (algemeen). In deze laatste komen alle disciplines, ook film, vaak op een andere manier aan bod dan in de examens van beeldend, dans, drama en muziek. Laat dat een inspiratie zijn om alle vaktheorie eens goed op te frissen, nu de kans er ligt.

Lees het hele artikel in KZ03/23

INHOUD KZ03//2023

THEMA: BOVENBOUW IN BEWEGING
19 Intro Bovenbouw in beweging
20 Van moed en twijfel en vernieuwen in de kunstvakken
26 De stand van examenvakken op havo- en vwo-scholen. Onderwijsaanbod kunstvakken en leerlingenkeuzes
29 Van drama naar theater
30 Een wereldwijd perspectief
33 Film als vijfde kunstvak
36 Toekomsttheorie voor kunstvakken. Vaktheorie, kunstanalyse en kunsten in context
40 Naar een nieuw examen muziek
43 Kom met ideeën. Over de invulling van de nieuwe vakkenstructuur bovenbouw
46 Ken je dat gevoel? Samenwerking tussen kunstvakken in de bovenbouw

ALGEMEEN
08 Een ander gesprek in de klas
12 Loopbaanoriëntatie in museum
14 Uit de ivoren toren gevallen
16 Tijd voor maken
48 Dichter bij elkaar door muziek
52 Doe mij een festivalkalender! Een zoektocht naar internationale amateurtheaterfestivals
55 Mediatheek als toegewijde ruimte. Denkwerkplaats, speeltuin, toevluchtsoord en
besmettingshaard van inspiratie
58 De tas (3)

RUBRIEKEN & COLUMNS
03 Redactioneel
06 Beeldreportage Studio Bertjan Pot
13 Jonge Kunstbelevers Leah Fernandez
24 Beeldreportage Dear Future, Zahra Reijs
28 De Canon van Rop. Een museum in Mare Cognitum
34 Centerfold Chris Huibers
42 Buitenblik Ismintha Waldring
50 Weerwerk Jobke Eijsink
54 Van Gerwen denkt door. Wij kolonisten miskennen de waarneming
59 De stagiair(e) Amber Trumpie
60 Beeldreportage. 100.000 bomen en een bos van draad, Sara Vrugt
62 Achter de schermen
64 Cultuurbarbaar
66 Lidstaat & Helpdesk VLS/VONKC

Uit de ivoren toren gevallen

Auteur: Joan Poortman | Beeld: Talking heads Folkert Haanstra, Houtsnede 21 x 12 cm, haanstra-grafiek.com 

Afgelopen schooljaar stapte ik, na zeventien jaar bovenbouw op een witte plattelandsschool, over naar een diverse school in de stad. Die stap sloot beter aan bij mijn werk op de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV). Nu zou ik, net als mijn studenten Urban Education ervaren (Fukkink, 2015). Ik overschatte echter het voordeel van mijn lange onderwijservaring.

Meer dan alle andere vakken is verandering inherent aan de kern van het kunstonderwijs, waarin de actuele kunsten constant meebewegen met de maatschappelijke en technologische context (Commissie Dijkgraaf, 2010). De DBKV wil via stagiaires en alumni zittende docenten helpen om de transitie te maken naar actueel kunstonderwijs, met een curriculum dat inclusief is en dat leerlingen een reëel beeld geeft van wat actuele kunst inhoudt.

Ambities studenten
Veel kunstdocenten zijn, als ze eenmaal hun diploma ondertekend hebben, uit het zicht van de opleiding geraakt. Zolang ze daar nog zitten hebben studenten de ambitie om ‘schoolkunst’ te ontstijgen (Haanstra, 2001). Ze ontwikkelen tijdens hun stages een visie op de lespraktijk, waar, zo zien ze, weleens actualisering van het lesprogramma nodig is. Ze gaan vervolgens op zoek om de zittende docenten daartoe te inspireren. Vaak resulteert dat in mooie educatieve ontwerpen, die ze tijdens hun stage uitproberen. Toch hoor ik van mijn studenten ook dat hun visie óf niet strookt met de realiteit, óf niet met de visie van de zittende docenten en dat ze vooral tegen de praktijk van Urban Education, de diversiteit in de grote stad, aanlopen.

Het gemak van schoolkunst
Het is naïef om te denken dat praktische problemen opgelost kunnen worden met alleen de juiste visie. In mijn contact met zittende docenten merk ik regelmatig dat schoolkunst als oplossing voor die praktische problemen wordt ingezet. Docenten motiveren dat als volgt: schoolkunst vergemakkelijkt klassenmanagement, leerlingen vinden het prettig om met duidelijke kaders te werken en het is makkelijker te beoordelen en te verantwoorden naar leerlingen, ouders en directie.

In mijn lespraktijk – zowel in vo als hbo – maak ik me sterk voor authentieke kunsteducatie (Heijnen, 2015). Het is mijn overtuiging dat kunsteducatie een doorlopende leerlijn moet nastreven, niet alleen in het vo, maar van po naar hbo en – uiteindelijk – naar de praktijk van de kunstenaar en ontwerper. De focus op beeldaspecten en gekaderde opdrachten is dus wat mij betreft niet toereikend.

Na de start op de stadsschool werd ik niet alleen geconfronteerd met de praktische problemen van een beginnende docent op een nieuwe school, maar ook met de (weerbarstige) praktijk van Urban Education. Verschillende culturen in de klas, waaronder straatcultuur, zorgden voor de noodzaak van een heel andere aanpak. Desondanks trachtte ik, naast het managen van mijn onderbouwklassen, authentieke kunsteducatie in de praktijk te brengen. Ik kan wel verklappen dat dat niet altijd lukte.
Het duurde maanden. Maanden waarin ik regelmatig naar een schoolkunst-opdracht greep om een rustig klasklimaat te bewerkstelligen. Maanden voordat ik kon beginnen authentieke kunsteducatie toe te passen.

Lees het hele artikel in KZ03/23

Westerbork herdenkt treintransporten

Auteur: Henk Langenhuijsen | Beeld: foto 1, 2 + 3 scènefoto’s Sjiwwe voor Sobibor Sake Elzinga, foto 4 Portret Jaïr Stranders Nichon Glerum 

Tijdens de veertiende editie van Theater Na de Dam zetten bijna 400 jongeren in theaterprojecten door heel Nederland zich in om 4 en 5 mei extra betekenis te geven. In tientallen steden klinken de stemmen van toen in het nu. Om niet te vergeten, maar ook om te bezinnen, de ander te bereiken én hoopvol te blijven. Jonge theatermakers spelen bovendien de voorstellingenreeks Sjiwwe voor Sobibor.

Sjiwwe voor Sobibor is te zien op het terrein van kamp Westerbork en tijdens herdenkingen bij het Kindermonument in kamp Vught en de plaquette voor Sobibor in het Vondelpark. Het is een bijzondere samenwerking van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Theater Na de Dam, Roestvrij theater en Stichting Sobibor.
Jaïr Stranders, een van de initiatiefnemers van Theater Na de Dam, maakte zich in 2010 zorgen over de afnemende zeggingskracht van de Nationale Dodenherdenking. ‘De Tweede Wereldoorlog kwam steeds verder van de huidige generaties af te staan en het karakter van de herdenking was zo algemeen geworden dat stilstaan bij die tijd en de daarmee verbonden reflectie op onszelf aan kracht verloor’, stelt hij. ‘Theater is bij uitstek de plek om vragen en gedachten over de geschiedenis, oorlog en vrijheid levend, concreet en persoonlijk te maken.’ Dat de behoefte aan verdieping gedeeld wordt, is duidelijk: wat begon in zeven theaters rond de Dam in Amsterdam is uitgegroeid tot een landelijk fenomeen, een theatertraditie met veel betrokken jongeren.

Jongerenprojecten
Dit jaar zijn 42 jongerenprojecten onderdeel van het programma.
Onder begeleiding van een professionele theatermaker gaan jongeren in gesprek met (familie van) ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog, en maken daarover een productie in hun stad of buurt. ‘Deze voorstellingen begeleiden we intensief’, vertelt Stranders. ‘In de maanden ervoor brengen we makers en jongeren samen en inspireren hen. De basis zijn de gesprekken met ouderen en dat maakt het persoonlijk en ontroerend. Dat zijn soms verhalen die voor het eerst verteld worden; ik heb eens meegemaakt dat een jongen het verhaal van zijn opa kwam vertellen. Je merkt dat er een verbinding tussen generaties ontstaat.’
Stranders benadrukt dat de eigen productie in Carré ieder jaar bijzonder is, maar dat deze jongerenproducties voor hem het allerbelangrijkste zijn. ‘Het publiek dat we hiermee bereiken, is soms geen theaterpubliek en is niet per se met oorlog en herdenken bezig. Daar valt dus veel te winnen. Het zijn sociaal-artistieke projecten die jongeren laten nadenken en een gesprek op gang brengen.’

Terwijl de jongerenvoorstellingen rond 4 mei te zien zijn, is Sjiwwe voor Sobibor zeven keer te zien in de periode 23 maart tot en met 6 juli. Stranders: ‘In die zin is het een vreemde eend in de bijt, al is het zo dat er al een paar keer een voorstelling in Westerbork is geweest. Dit jaar is het precies tachtig jaar geleden dat vanuit het kamp de 19 wekelijkse treintransporten naar Sobibor plaatsvonden. De 34.313 gedeporteerde Joodse Nederlanders en vluchtelingen werden bijna allemaal vrijwel direct bij aankomst vermoord. Het verzoek kwam om op die dagen een theatraal ritueel te spelen.’

Bij het maken van de voorstelling onderzochten jongeren van Roestvrij theater uit Dwingeloo de verhalen van de slachtoffers en ontwikkelden nieuwe rituelen om te herdenken. Ze zijn op onderzoek gegaan naar de achtergronden van personen uit die transporten en maakten gebruik van de archieven van kamp Westerbork.
Sjiwwe is de zevendaagse rouwperiode in de Joodse traditie, maar betekent ook ‘zitten’ en is het woord voor het getal zeven in Jiddisj. Stranders: ‘Een idee is dat er in de toekomst stoeltjes met een qr-code komen en dat bezoekers dan via hun telefoon nog eens fragmenten van de voorstelling kunnen bekijken.’

Koken om te verbinden

Auteur: Kesha Felipa | Beeld: Ghetto Gastro co-founder & author Pierre Serrao presenting Ghetto Gastro: Black Power Kitchen, NYC Wine & Food Festival 2022, stills YouTube

Een van mijn laatste aanwinsten is het kookboek Ghetto Gastro: Black Power Kitchen (2022). De foto’s van de gerechten zijn stuk voor stuk kunstwerken. Er zijn ook recepten vergezeld van beelden van echte kunstwerken. Hoe vaker ik door het boek blader, hoe vaker ik me afvraag of ik een kookboek, of toch een kunstboek heb gekocht.

Het boek is een product van het New Yorkse culinaire collectief Ghetto Gastro. Het bevat een mix van recepten die kenmerkend zijn de populatie van het stadsdeel de Bronx en bevat ook interviews met bewoners.
In de recepten werpt Ghetto Gastro licht op het verhaal achter een gerecht, of op bepaalde ingrediënten zoals bakbanaan, suikerriet en breadfruit (een soort jackfruit).

De foto’s plaatsen een gerecht soms op een voetstuk zoals die van de empananda’s met bladgoud, soms is een foto rauw en confronterend. Neem de foto van de Amerikaanse appeltaart. Die lijkt de weergave van een plaats van delict op een geasfalteerde weg. Nauwkeuriger kijkend blijkt het te gaan om een contour, met suiker (een verwijzing naar suikerplantages ten tijde van de slavernij) uitgetekend en met appelstukjes en een bol roomijs ernaast.

Ghetto Gastro: Black Power Kitchen leunt niet alleen sterk op het visuele, het is beslist ook talig, gezien de uitgebreide interviews en de uitleg over de herkomst van gerechten. Het is een aansprekende wisselwerking: een foto of kunstwerk bij een recept maakt nieuwsgierig, nodigt uit om de tekst te lezen. De teksten hebben bovendien een bepaalde flow door de mix van gevatte humor en straattaal. De teksten geven meerdere lagen aan de beelden. Omgekeerd werkt het ook. Wie meer geïnteresseerd is in taal wordt ook uitgenodigd om de beelden in het boek te bekijken. Ik weet niet of de mannen van Ghetto Gastro (twee zijn chefkok, een is opgeleid in mode en kunst) dichten of raps schrijven, maar ze zouden het boek zelfs als spoken word performance kunnen voordragen.

Haakjes
Volgens het collectief doet eten verbroederen. Niet voor niets is hun motto (vrij vertaald): brood breken om bruggen te bouwen (Break bread to break the mold. Let’s cook). De titel is weliswaar Black Power Kitchen, maar het collectief laat zien dat er veel verschillende invloeden zijn die de community heeft gevormd. Het doet dit ook om het beeld en de ideeën over de buurt (gewelddadig, gevaarlijk) te doorbreken. Het staat stil bij de verschillende culturele achtergronden in de Bronx en betrekt verschillende kunstdisciplines bij de activistische evenementen die het collectief op gebied van mode, muziek en beeldende kunst organiseert.
Dat allemaal samen leidde tot het boek dat nu voor me ligt. Weer een extra laag aan de interdisciplinariteit, om verhalen te delen waar iedereen een haakje kan vinden om zich mee te laten voeren door het Ghetto Gastro-verhaal.

Driedimensionale reis
Black Power Kitchen opent mijn ogen. Omdat er niet alleen een of-of is bij het vertellen van een verhaal. Nee, het is de verwevenheid van de verschillende lagen, lagen waar recepten en kunst samenkomen. Het collectief laat je daardoor even ‘wankelen’; door de flow in de teksten, het spel van de verwachting, de verwarrende en tegelijkertijd verrassende beelden van de gerechten.
Eten als startpunt én kunstvorm is een nieuwe en toegankelijke invalshoek om oude en nieuwe verhalen te leren kennen, te delen en te maken. Het is een driedimensionale reis over de rituelen die mensen bindt.

Kesha Felipa is adviseur Cultuureducatie bij Kunstloc Brabant. Zij houdt zich bezig met hoe cultuuronderwijs kansengelijkheid van kinderen en jongeren in het onderwijs kan vergroten. Felipa is bovendien kunsteducator en visuele verhalenverteller.

Kunstwerken: Niet gesloten zoals dromen, noch open zoals waarnemingen

Auteur: Rob van Gerwen | Beeld: Guernica Picasso 1937, foto Magall 2010 CC BY NC ND 2.0 Flickr

In dromen word je geconfronteerd met handelingsnoodzakelijkheden. Iedere ervaring lijkt vast te liggen, waardoor weten we niet. In de alledaagse waarneming ontwaren we handelingsmogelijkheden, dingen die we ook niet kunnen doen. Een stoel om op te gaan zitten is een zitmogelijkheid. En als je gaat schoonmaken kijk je vooral onder de stoel, dan is hij een schoonmaakmogelijkheid.

Je ziet in je droom wat jou te doen staat en doet dat dan, vanzelfsprekend. De deur staat open, dus moet je erdoor, en ga je erdoor, enzovoort. Je begrijpt niet waarom het zo moet, maar het voelt logisch. Dromen bestaan louter uit bewustzijn, daarom zijn ze zo dwingend.

Trouwens, hoewel een droom geen bewuste constructie is maar een soort hersenstorm van neurofysiologische stroompjes die niet door waarnemingen of bewuste gedachten aangestuurd worden, is niemand anders dan jij er verantwoordelijk voor.
Dat blijkt wanneer je je droom bewust ophaalt, in je herinnering, wanneer je hem ‘s ochtends probeert uit te schrijven. Dan blijkt waarom de dingen zo logisch aanvoelden: het gaat om de gevoelens die je in bepaalde situaties altijd hebt. Dromen zijn alleen vol van betekenis voor de dromer zelf.

We nemen dus om ons heen handelingsmogelijkheden waar, waarbij onze belangen sturend zijn, en onze dromen behelzen handelingsnoodzakelijkheden die absoluut dwingend zijn maar logisch aanvoelen omdat het om onze eigen gevoelens gaat.

Een kunstwerk, nu, valt daar midden tussenin. De kijker wordt bij kunst in haar alledaagse waarneming vrijgelaten maar tegelijk ook gedwongen door het werk. Alleen als de kijker die artistieke dwang volgt, kan ze de betekenis van het werk achterhalen. Je moet je verdiepen in een kunstwerk, of dat nu een schilderij als Picasso’s Guernica of een concept kunstwerk als Cage’s 4’33” is.

De aandachtige ervaring van een kunstwerk begint met de waarneming van handelingsmogelijkheden die het je biedt: je ziet bij Guernica vooral grijstinten, het schilderij is groot, je kijkt van links naar rechts, omhoog en omlaag en langzaam wordt je waarneming meer en meer beperkt door noodzakelijkheden in het werk: daar een stier, daar een vrouw met een dood kind, enzovoort. Op enig moment stuit je op de kunstkritische vraag waarom Picasso niet wat gedetailleerder, academisch correcter, realistischer schilderde. En op een of andere manier ligt daar — tussen handelingsmogelijkheden en handelingsnoodzakelijkheden — de betekenis van een kunstwerk.

4’33” is een lastiger voorbeeld. Een pianist gaat in een concertzaal vier minuten en 33 seconden roerloos achter zijn piano zitten en eist van het publiek dat dit naar de geluiden luistert: daar is het voor bedoeld; dit is evident een handelingsnoodzakelijkheid bij een concert. Maar welke geluiden dan? Hij maakt toch geen geluiden door pianospel? En toch ‘eist’ hij dit (vanwege de kunstvorm)?
De frustratie leidt bij sommige luisteraars tot wangedrag. Ze worden boos, gaan praten, smijten met deuren. Uiteindelijk valt bij anderen het kwartje: hun geluiden worden toch ook veroorzaakt door wat de pianist (niet) doet? Hoe raar en onverwacht ook, ook 4’33” stuurt ons dwingend. Dat het ons vervolgens niet lukt om de boosheid in het publiek als louter klanken te ervaren, duidt erop dat bij 4’33” de alledaagse waarneming het wint van de artistieke dwang.

Hier gaat het me alleen om het idee dat kunst ons aanspreekt tussen de open, belanghebbende waarneming van handelingsmogelijkheden en handelingsnoodzakelijke afgedichte dromen. Hoezeer de gepaste ervaring van een kunstwerk ook bepaald wordt door de aard van het werk, ze wordt ondergaan op het moment van de interactie. De waarneming wint zogezegd, ook al is ze niet van jouw belangen afhankelijk maar van de aard van het werk.

Kiemen met kunst maakt indruk

Auteur: Henk Langenhuijsen | Beeld: film stills Kiemen met kunst Erik Franssen 2022

De documentaire Kiemen met kunst is prachtig gemaakt. Dat heeft ongetwijfeld een rol gespeeld onlangs op het Helsinki Education Film Festival International, waar de film werd verkozen tot de beste cultuureducatiefilm 2022. Toch is het vooral de inhoud die indruk maakt.

In opdracht van Rijnbrink Cultuureducatie dat in Overijssel een schakel vormt tussen onderwijs, gemeenten en cultuuraanbieders, volgde filmmaker Erik Franssen twee jaar lang jongeren die meedoen aan het project Proeftuin Overijssel. De film toont hoe leerlingen uit diverse klassen, van speciaal onderwijs tot en met vwo, een bijzondere leerervaring, gevoed door kunst, meekrijgen.

Waanzinnige vragen
De aanpak staat haaks op de traditionele onderwijsmethoden en gaat uit van nieuwsgierigheid. Kiemen met kunst laat zien wat er met jongeren gebeurt als ze echt zelf mogen bepalen waar hun onderwijs om draait.
Ze onderzoeken uiteenlopende vragen die ze met elkaar bedenken, zoals: waarom hebben andere mensen zoveel moeite met ons autisme, kun je een choreografie maken onder water, kun je via muziek leren communiceren met dieren, kun je met een explosie kunst maken?
Alleen al de vragen zijn waanzinnig en het tekent de initiatiefnemers en de scholen dat ze dit aandurven en vervolgens ook nog eens samen op zoek gaan naar een antwoord. Die zoektocht, inclusief ontmoetingen met kunstenaars, is goud waard. Het laat ook zien waar het vaak in het (kunst)onderwijs fout gaat: denken te weten wat goed en belangrijk voor jongeren is, hen niet serieus nemen en toetsen in plaats van onvoorspelbaarheid willen.

Merel ten Elzen, adviseur cultuureducatie bij Rijnbrink: ‘De documentaire laat zien dat Proeftuinen een bijdrage levert aan onderwijsvernieuwing in het algemeen en die van cultuureducatie in het bijzonder. We zijn met dit project gestart in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) en we hopen dat we hiermee door kunnen gaan.’

Sleutelervaringen en strubbelingen
Rijnbrink had vooral ervaring met het basisonderwijs en heeft daarom eerst onderzoek gedaan naar wat het vo wil en niet wil. Ten Elzen: ‘Een van de bevindingen was dat het vo heel tevreden was over het eigen cultuuronderwijs en dat scholen niet wilden veranderen. We merkten ook dat muziek en beeldend belangrijker waren dan theater, dans of nieuwe media, én dat scholen niet of nauwelijks gebruikmaken van subsidiemogelijkheden, omdat het veel gedoe is en tijd kost. Bovendien ontdekten we dat ze hun eigen culturele omgeving nauwelijks kennen en gebruiken. Omdat wij de subsidies regelen en onze eigen hoveniers meebrengen, medewerkers die de lessen begeleiden en een goed netwerk hebben, kunnen we met veel scholen samenwerken.’

Het idee voor Proeftuinen komt voort uit een soortgelijk project in Rotterdam, waar scholen samenwerkten met kunstinstellingen.
‘Ik wilde iets verder gaan,’ vertelt Ten Elzen. ‘Bij ons werd de onderzoeksvraag niet gekoppeld aan de mogelijkheden van de kunstinstelling, maar konden de leerlingen echt alle kanten uit. Ik heb mij daarbij ook laten leiden door Jan Bransen, hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die ook in de documentaire aan het woord komt. Hij vindt dat het onderwijs niet vormt, maar vervormt en dat het vo ervoor moet zorgen dat jongeren een positie verwerven waarin ze ertoe doen, op school en op straat.’
Ten Elzen: ‘In de documentaire is niets geënsceneerd. We zien de sleutelervaringen van leerlingen die ontdekken wat kunst en cultuur hen kan brengen. We zien ook hun strubbelingen, omdat de vrijheid die het onderzoek hen biedt leerlingen soms onzeker maakt. Dat geldt overigens ook voor de docenten van de scholen die echt samen met de leerlingen op ontdekkingsreis gingen en ook niet wisten hoe het zou aflopen.’

Muziek en muzikaal spel

voor de allerkleinsten in de kinderdagopvang

Auteur: Ellen van Hoek | Foto: Tastwo (fragment) CC BY NC ND 2.0 Flickr

Jonge kinderen zijn op allerlei manieren met muziek bezig: ze zingen bekende liedjes of hun eigen bedenksels tijdens het spelen, of neuriën of trommelen daarbij. Vaak improviseren ze vanuit een bepaald liedje of melodie en maken nieuwe woorden. Dat nemen ze allemaal op in het grote spel waar ook dansen, bewegen en theater deel van zijn. Spelenderwijs verkennen ze zo hun (muzikale) omgeving.

Eind januari verdedigde Christiane Nieuwmeijer (Lector Muziek in Onderwijs Hogeschool Leiden) haar proefschrift Powerful Play, Muzikaal spel geeft leerkrachten zelfvertrouwen. Een bijzondere gebeurtenis, zeker als je je realiseert dat de Nederlandse onderzoekers die de laatste 20 jaar promoveerden op onderzoek naar muziekeducatie op twee handen te tellen zijn.
Nieuwmeijer breekt een lans voor de rol van muzikaal spel in het muzikale leerproces van jonge kinderen, ze pleit ervoor dat dit spel gefaciliteerd wordt. Als kinderen een speciaal ingerichte muzikale omgeving wordt geboden waarin zij mogen experimenteren, verkennen ze allerlei muzikale klanken, vormen en rollen. Een groepsleerkracht kan dit spel succesvol leren te faciliteren, zo wijst haar onderzoek uit.

Maar spontaan of geprepareerd, het begint met een rijke muzikale omgeving die kinderen inspireert en met begeleiders die weten hoe ze kinderen kunnen stimuleren. Hoe geven kinderdagverblijven, waar veel van de allerjongste kinderen meerdere dagen per week verblijven, ruimte aan een muzikale invulling? Zoeken ze daarbij samenwerking met experts? Een zoektocht op internet leverde wat voorbeelden op.

Deel pedagogische visie
Joost Korver, directeur-bestuurder Stichting Kinderopvang Den Helder (SKDH) benadrukt in een interview het belang van muziek voor de ontwikkeling van kinderen. ‘Muziek kan de concentratie en prestaties bevorderen. (…) In veel kinderdagverblijven bieden liedjes ondersteuning aan het dagritme’, zegt hij. ‘Kinderen vinden dat ook fijn. Baby’s worden rustig van neuriën of zingen en veel peuters vinden het heerlijk om te zingen, te dansen of naar muziek te luisteren.’
Korver vindt dat muziek onderdeel moet zijn van de pedagogische visie omdat muziek verbindt, mensen samenbrengt en voor harmonie zorgt. SKDH gaat daarom in een aantal vestigingen muziek aanbieden. Samenwerking is dan erg belangrijk vindt Korver, met bijvoorbeeld organisaties op het gebied van sport, cultuur en natuur.

Onderscheid in aanpak
Kinderwoud, een grote kinderopvangorganisatie in Friesland, noemt spelend leren, bewegen en muziek speerpunten van hun aanpak. Maar hoe het in de praktijk vorm krijgt, of gaat krijgen, is (nog) niet terug lezen.
Een aantal kinderdagverblijven onderscheidt zich juist vanwege hun aanpak. Zo profileert Partou-peuteropvang (met overal in het land vestigingen) zich specifiek met muziek. (…) ‘Muziek ondersteunt de concentratie en stimuleert taalontwikkeling en luistervaardigheid.’
Er zijn volop muzikale mogelijkheden; zingen, luisteren, muziekinstrumenten en af en toe gratis klassieke concerten voor baby’s, dreumesen en peuters. Partou-vestigingen zetten daarbij een speciale coach in, die ‘spelenderwijs aan het gevoel voor muziek, expressie en bewegen werkt’.
Kleintje Monopole in Tilburg geeft veel aandacht aan fantasie en expressie en zet in op kunst en cultuur: ‘We zijn veel aan het zingen, dansen, muziek maken, knutselen, bouwen, toneel spelen en ga zo maar door.’ In de peuteropvanglocatie is een theaterhoek, een muziekhoek, een danshoek en een knutsel- en bouwhoek ingericht. Samenwerking is er met buitenschoolse opvang CulTuur Monopole en kunstprofessionals bieden ondersteuning.

Verder onderzoek
Nieuwmeijer stelt zich in haar proefschrift de volgende vragen:
‘Wat zijn de inhoud en doelstellingen van het Nederlandse muziekonderwijs voor jonge leraren?’ ‘In hoeverre faciliteren en begeleiden voorschoolse leerkrachten het spelen van muziek?’ ‘Welke waarde hechten Nederlandse voorschoolse leerkrachten aan muzikaal spel?’
Na weging van de bescheiden resultaten van mijn zoektocht vraag ik me af hoe dit eigenlijk geldt voor het stimuleren en begeleiden van muzikaalspel door de dagelijkse begeleiders van de allerkleinsten.
En als rechtgeaard onderzoeker zou ik adviseren dat verder onderzoek op dit gebied beslist wenselijk is.

Perfect is niet altijd het beste

Auteur: Henk Langenhuijsen | Foto: Mr. & Mrs. Perfect Juliette de Groot

In de schoolvoorstelling Mr. & Mrs. Perfect gaat het om eerlijk zijn en je dromen volgen, maar ook over luisteren naar de wens van je ouders en niet perfect willen zijn. Het zijn aansprekende thema’s en dilemma’s voor de leerlingen van de onderbouw van het vo. Tegelijkertijd is dit een bijzondere samenwerking tussen Poldertheater en Nationale Opera & Ballet uit Amsterdam.

Mr. & Mrs. Perfect is een onderhoudende voorstelling van 30 minuten die per klas wordt aangeboden. Na afloop is er een gesprek. Daarnaast zijn er op twee andere dagen workshops, zowel voor- als achteraf. De leerlingen leren over theater en ballet zonder dat het onderscheid wordt benadrukt. Ze krijgen te maken met verbeelding, spel, beweging en ervaren wat spitzen doen. Via foto’s krijgen ze een kijkje in het gebouw aan de Amstel. De educatie wordt verzorgd door een theater- én een dansdocent.

Stravinsky hedendaags
De voorstelling is losjes gebaseerd op het ballet Les Noces van Stravinsky. De muziek, een hedendaagse vrije interpretatie van het werk, is speciaal voor de voorstelling gecomponeerd. Een percussionist zorgt voor begeleidende geluiden en ritmes. Het verhaal draait om een aanstaand huwelijk en allerlei regeltjes en tradities die daarbij komen kijken. De kernvraag is of trouwen en vrijheid eigenlijk wel met elkaar te matchen zijn. Twee zussen spelen in eerste instantie twee uitersten, maar vinden elkaar op het einde weer. Een van hen wordt gespeeld door een balletdanseres die moet kiezen tussen haar carrière en het huwelijk.
‘Poldertheater werkt graag met jongeren voor wie theater niet vanzelfsprekend is en speelt graag in de klas, dicht op de leerlingen in een veilige situatie’, vertelt Janwillem Slort die het stuk schreef en artistiek leider van Poldertheater is. ‘De voorstelling, twee jaar geleden en vijftig jaar na het overlijden van Stravinsky gemaakt, is inmiddels door bijna 2500 leerlingen bezocht. Nationale Opera & Ballet heeft echt zijn nek uitgestoken door met ons in zee te gaan, en wat ons betreft gaan we daarmee door.’

De groep, al twintig jaar actief, vooral in Amsterdam, brengt ook repertoirestukken, zoals in het verleden Mariken van Nimwegen. Slort: ‘We werken graag met jonge mensen, jongeren voor jongeren, en hebben ons gespecialiseerd in vmbo en onderbouw. Als wij in onze begintijd met ballet waren aangekomen, dan hadden de scholen daar denk ik wat huiverig op gereageerd. Terwijl ze nu ook – net als wij – weten dat hun leerlingen veel aankunnen als je ze maar goed voorbereidt. Het is onze opvatting dat je leerlingen niet moet onderschatten en serieus moet nemen en dat ook moet laten zien en voelen.’

Maatwerk
Lin van Ellinckhuijsen, programmamaker danseducatie bij Nationale Opera & Ballet, onderstreept dat het een bijzondere coproductie is. ‘We zijn al sinds de jaren negentig bezig met educatie, eerst met rondleidingen, omdat we een ambachtelijk bedrijf met ateliers zijn, en later onder andere met voorbereidende lessen bij voorstellingen, voor ckv voor havo/vwo-leerlingen. Wij hebben gemerkt dat zogenaamde hoge en lage kunst alleen tussen de oren zit en vinden dat er zeker aandacht moet zijn voor vmbo-leerlingen, voor wie opera en ballet niet vanzelfsprekend zijn. Iedereen kan door Het Zwanenmeer of een opera gegrepen worden. Juist deze leerlingen staan open voor lichaamstaal en communiceren graag met hun lijf. Je kunt hooguit zeggen dat voorstellingen voor sommigen te lang duren, omdat de concentratieboog minder is en daarom zijn we blij met deze samenwerking. Poldertheater levert maatwerk en spreekt kleine groepen leerlingen heel direct aan, terwijl wij doorgaans een grote voorstelling op een groot podium hebben.’

Mr. &Mrs. Perfect is in overleg het hele schooljaar te boeken. Voor meer informatie en reserveren, neem contact op met het Poldertheater.

Voor scholen buiten Amsterdam is het ook mogelijk om de digitale versie van Mr.& Mrs. Perfect te boeken. Neem contact op voor de mogelijkheden.

Music in Us

Europese Dag van Muziek op School

Auteur: Mariska van der Vaart | Beeld: Music in Me Bert Appermont (fragment)

Op 15 maart 2023 wordt weer de Europese Dag van Muziek op School (EuDaMuS) georganiseerd. De dag is een initiatief van EAS, the European Association for Music in Schools, het thema is Music in Us. Het is de bedoeling dat het een Europese traditie gaat worden; een dag waarop heel Europa het muziekonderwijs viert en op de kaart zet.

De waarde van het muziekonderwijs wordt met deze gezamenlijke Europese dag op een feestelijke manier aan de orde gesteld. EAS formuleert dat als volgt: ‘het is een dag om te laten horen en zien hoe fijn het is dat we muziekonderwijs hebben’.
Vorig jaar werd er een videomontage van het speciaal voor de dag gecomponeerde lied Together gemaakt. Uiteindelijk namen 400 scholen met in totaal 12.000 leerlingen uit 17 Europese landen deel aan het initiatief. De uitvoeringen van alle deelnemende landen waren op video te zien.

Challenges en online lezing
Ook dit jaar gebeurt er weer zoiets, nu met het lied Music in Me. Leerlingen en studenten kunnen de zangpartij of de bijbehorende bodypercussie partij instuderen. Scholen in Nederland kunnen bovendien in de aanloop van het event challenges uitvoeren. Gehrels Muziekeducatie ontwikkelde challenges voor het basisonderwijs, de VLS die voor het voortgezet onderwijs.
Ze kunnen door leerkrachten, vakspecialisten muziek en vakdocenten met hun klas of school worden uitgevoerd en worden gedeeld via sociale media. De challenges zijn verbonden met het thema, en het gaat er vooral om dat leerlingen de muziek zelf kunnen omzetten naar een compositie. Zo is er bijvoorbeeld de opdracht Klankdruppels, waarin leerlingen druppels van klanken gaan maken, geïnspireerd door een schilderij van Jackson Pollock.

De VLS organiseert daarnaast een online lezing, waarin het thema Music in Us, gekoppeld aan de challenges, inhoudelijk uitgediept en besproken wordt.

Muziekonderwijs in Europese eenheid
In alle Europese landen zijn er aankondigingen voor de dag en zijn de landscoördinatoren van de EAS druk met de organisatie. Er zal veel muziek klinken op 15 maart en in de aanloop ervan.

Het doel van EuDaMus is om het muziekonderwijs te vieren.
Je zou ook kunnen zeggen dat een onderliggend doel is om op Europees niveau te laten zien wat de waarde is van muziekonderwijs om zo een Europese eenheid te smeden.

De stagiair(e): Gilles Hellemans

In deze rubriek vertelt een stagiair(e) over zijn of haar ervaringen met de eerste stappen op weg naar docentschap. Waar zijn ze trots op? Waardoor zijn ze geïnspireerd?

Auteur: Gilles Hellemans | Foto: Minne Bezuijen (fragment)

Gilles Hellemans is beeldend kunstenaar en intercreator bij MUS-E Belgium.

Simultaan met de Educatieve Master Beeldende Kunsten van LUCA School of Arts startte ik als freelancekunstenaar bij MUS-E Belgium. Dankzij begeleiding van ervaren collega-kunstenaars kon ik deze baan combineren met een stage. Ik kreeg carte blanche om mijn artistieke processen te delen met kinderen en jongeren in het lager- en secundair onderwijs, de vrijetijdssector en de publieke ruimte. Ik nam hen mee in de wereld van greenscreen-montages, maquettes en schilder- en tekenkunst via observaties en wandelingen. Inmiddels behoor ik tot het vaste MUS-E-team en verzorg zes ateliers in en rond Brussel, in het Nederlandse en Franse taalgebied.

Intercreatie en verbinding
Gedurende mijn stage werkte ik samen met multidisciplinair kunstenaar Patries Wichers. De manier waarop zij participatieve processen tussen haar kunst en de leefwereld van de kinderen weet te navigeren was inspirerend om bij te wonen. Doordat ze als kunstenaar uitingen en gebaren tussen de kinderen en kunst oppikt en animeert, ontstaat er ruimte voor dialoog en diversiteit. Haar werkwijze laat meerdere perspectieven toe door het gegeven van één einddoel of resultaat los te laten. Tijdens de stageweken in de Pianofabriek, een cultureel centrum in Sint-Gillis, creëerden we een week samen met de kinderen. Er was altijd een thema, maar we reageerden op hoe de kinderen ermee aan de slag gingen. Hun tekeningen werden verhalen en tijdelijke installaties. We vertaalden de kunstbeleving van de kinderen samen met hen in een artistiek proces.

De kunstenaar als expert
Deze aanpak gaf (en geeft) vertrouwen in de knowhow van de kunstenaar, wat een fijne ervaring was voor mij als nieuweling in de onderwijscontext. Er was plaats voor variërende tempo’s, ritmes en interacties in de ateliers zoals die er ook is binnen een kunstpraktijk. Terwijl ik volop aan het tekenen was met een groep kinderen maakte plots een kind een fantastisch mooi geluid. Er was toen ruimte om met dat geluid aan de slag te gaan en van koers te veranderen. De spanningsboog verandert even, daarom geloof ik in de trajecten van MUS-E.
Ik denk dat er in de toekomst nog meer ruimte moet zijn om de kunstpraktijk binnen het onderwijs te delen.

Over vijf jaar
Over vijf jaar hoop ik nog altijd onderzoekend en gedreven kunstenaar te zijn. Een groter atelier en enkele tentoonstellingen in binnen- en buitenland staan ook op mijn verlanglijst. Op die manier ontstaan er nieuwe mogelijkheden om kinderen uit de school te halen en mee te nemen naar een atelier of een tentoonstelling. Ik geloof dat het belangrijk is om meer in te zetten op kunst buiten de schoolmuren ervaren en creëren.

KZ02/23

De belichtingsdriehoek leren

Ludodidactiek als toepassingsvorm

Auteur: Annemée Dik | Beeld: © Annemée Dik Een opgeloste puzzel (Utrecht)

Wat doe je als een nieuwe leerweg het toekomstperspectief van je vak onzeker en onbestemd maakt? Dan wil je er juist een stevigere basis voor leggen, gewoon, dwars tegen die trend in. Maar natuurlijk wel op zo een aantrekkelijk mogelijke manier.

Om het vmbo overzichtelijker te maken, het een betere reputatie te geven en de leerlingen eerder kennis te laten maken met het toekomstige werkveld, wordt vanaf het schooljaar 2025 een nieuwe leerweg geïntroduceerd. De nu nog theoretische leerweg en de gemengde leerweg worden daarin samengevoegd.  De onderbouw blijft inhoudelijk redelijk hetzelfde, maar in de bovenbouw wordt er een nieuw systeem van exameneisen geïntroduceerd. De leerling werkt bijvoorbeeld voor bepaalde vakken in opdracht, voor een opdrachtgever (het liefst een extern bedrijf). Er kunnen ook bepaalde keuzevakken vervallen, zoals het vak fotografie.

X11 in Utrecht, een school voor vmbo en havo, fungeert als een pilot-school maar zou daar pas in 2023, het jaar nadat ik mijn studie afrondde, echt mee beginnen. Vandaar dat er een bepaalde onzekerheid ontstond over het vak fotografie. Zou dit worden samengevoegd met het vak Media Vormgeving en ICT (mvi), als zelfstandig vak blijven bestaan, of bij het vak beeldende kunst worden gevoegd?

Spel en spelersprofielen
Ondanks die onduidelijkheid wilde ik een lessenserie ontwerpen – misschien ook wel om het vak te promoten – waarin de leerlingen gedurende een beperkt aantal lessen de basis van fotografie op een leuke manier zouden leren. De belichtingsdriehoek, de drie belangrijkste instellingen van fotografie, vormt die basis en deze bestaat uit de ISO-waarde (lichtgevoeligheid), diafragma en sluitertijd. Tamelijk saaie kost lijkt het. Hoe leer je dat je leerlingen op een leuke, toegankelijke manier? Daar gebruikte ik ludodidactiek voor.

Als het ontwerp ludodidactisch goed ontworpen is, zijn drie begrippen van toepassing; play, directe feedback en vrijheid. Play is een staat waarin we spelenderwijs iets kunnen leren. Vaak sta je meer open om dingen te leren door middel van play dan in een reguliere les, waar lesboeken en schriften worden gebruikt. Door ludodidactiek in te zetten, geef je de leerling duidelijke kaders, een speldoel (dat inspeelt op de leerdoelen van de les), direct feedback en ook vrijheid.

Ik besloot een belichtingsdriehoekspel te ontwerpen nadat ik merkte dat mijn leerlingen goed reageerde op kleine oefeningen in spelvorm. Aan de hand van een kleine enquête leerde ik hen kennen als spelers en zo ontdekte ik of ze waarde hechtten aan tijdsdruk, regels, gezelligheid en valsspelen. Een spelersprofiel is essentieel in de ludodidactiek, want als je niet inspeelt op het spelersprofiel dan sluit het spel niet aan.

Lees het hele artikel in KZ02/23

Buitenblik: Ingrid Wolff

Auteur: Esther Schaareman | Foto: Moon Saris

‘We kunnen ontzettend veel leren van jonge kinderen, ze zijn sensitief en open ten opzichte van hun omgeving en hebben (nog) geen oordeel over de wereld’, zegt Ingrid Wolff. Wolff is artistiek directeur van 2turvenhoog, een jaarlijks terugkerend (podium)kunstfestival in o.a. Almere en Haarlem, voor publiek van 0 tot 6 jaar.

Er is maar mondjesmaat aandacht voor het jonge kind in de kunst(educatie), vindt Wolff. Bovendien is het zo dat veel aanbod niet altijd de kwaliteit heeft die recht doet aan de specifieke kenmerken en behoeften van dat jonge kind, dat zich immers in korte tijd zo enorm ontwikkelt. ‘In de subsidiewereld en het primair onderwijs bestond de doelgroep tot vier jaar tot voor kort nauwelijks. Ik wil dat kind dat zelf nog niet kan praten, graag een stem geven.’

‘Pedagogisch medewerkers op crèches delen kinderen vaak in categorieën van waar ze wel of niet aan toe zijn. Dat zijn aannames, gebaseerd op talige communicatie. Als je met kunstenaars werkt, is mijn ervaring, blijken kinderen tot veel meer in staat. Tot verassing van begeleiders en ouders.’ Ze vertelt over een jongetje dat in een kring met aandachtige peuters als enige met zijn rug naar de danser zat en levendig communiceerde met zijn moeder, die met andere ouders in de kring er omheen zat. ‘Je kunt dan zeggen dat hij als enige niet betrokken was bij de voorstelling. Bij navraag bleek hij Pools, nog maar 5 maanden in Nederland en tot dan toe alleen stil in een hoekje te hebben gezeten. Zo’n jongetje heeft ogen in zijn rug en had het contact met zijn moeder nodig om uit zijn isolement te komen. De danser zag wat er gebeurde, ervaren pedagogisch medewerkers snapten het, maar er is nog veel onwetendheid over de mogelijkheden van dat jonge kind.’

Gelukkig zijn er dingen aan het veranderen, ziet Wolff. ‘Er is zoveel meer mogelijk dan primaire kleuren en standaard kunstlesjes.’ Ze is een pleitbezorger van werken met kunstenaars die kinderen deelgenoot maken van hun maakproces. De artisticiteit van de kunstenaar is daarbij leidend, niet een educatief format of protocol. Wolff werkt samen met mbo’s, pabo’s en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. ‘Je moet leren hoe dat jonge kind ervaart, beleeft en waarneemt.’

Het platform 2turvenhoog organiseert kunstprojecten in theaters, musea, crèches en in wijken in het land en heeft Almere als thuisbasis. Ouders van jonge kinderen gaan mee naar voorstellingen en zo beklijft niet alleen de gezamenlijke ervaring beter, maar wordt de drempel om ook later gebruik te maken van cultureel aanbod verkleind.
Wolff: ‘In de ideale situatie leert iedereen van elkaar. Kunstenaars, pedagogisch medewerkers, leerkrachten, kinderen én hun ouders. De (kunst)educatieve revolutie start wat mij betreft bij de open blik van het jonge kind.’

Ingrid Wolff (1967) is artistiek directeur van 2turvenhoog waar ze vanaf 2003 bij betrokken is. In 2023 vindt het festival van 10 t/m 16 april plaats.

KZ02/23

Pedagogisch medewerker, een rol van betekenis

Auteur: Michel Hogenes | Beeld: The power of music Carlos Ebert CC BY 2.0 Flickr

De professionele leergemeenschap (PLG) van docenten muziek van mbo-opleidingen voor pedagogisch medewerker vergaart kennis over de overdracht van muziek op verschillende doelgroepen. Hoe kunnen docenten mbo-studenten daar de juiste handvatten voor meegeven? In de praktijk blijkt het voor pedagogisch medewerkers niet altijd makkelijk te zijn om muziek in te zetten voor jonge kinderen. De PLG deelt daarom goede voorbeelden en wisselt kennis uit.

Muziek is van altijd en overal. Muziek maakt net als dans, drama en beeldende kunst deel uit van ieders leven en doet dat al eeuwenlang. Kunst en cultuuronderwijs wordt als onmisbaar gezien voor de vorming van jonge mensen tot kritische volwassenen. Activiteiten op het gebied van onder meer literatuur, theater, media of cultureel erfgoed zijn niet alleen leuk, ze dragen ook bij aan hun persoonsvorming. Door kunst- en cultuuronderwijs ontwikkelen kinderen en studenten talenten, maken ze kennis met schoonheid, ontwikkelen historisch besef en leren de waarde van kunst begrijpen. Ze worden daarbij uitgedaagd een creatieve, onderzoekende houding te ontwikkelen. Om dit te kunnen realiseren, is het noodzakelijk hen een doordacht activiteitenaanbod kunst en cultuur – en muziek in het bijzonder – aan te bieden.

(Te) weinig expertise
Uit een onderzoek onder 85 pedagogisch medewerkers dat LKCA in 2020 samen met de beroepsvereniging voor Pedagogisch Professionals in de Kinderopvang (PPINK) uitvoerde, blijkt dat ruim de helft van de respondenten vindt dat de eigen organisatie te weinig expertise in huis heeft om dergelijk aanbod te bedenken en uit te voeren (Wester, Braam en Vermeulen, 2020). Bovendien gaf 30 tot 40 procent van hen te kennen dat zij daar onvoldoende op zijn voorbereid in de opleiding. Tijdens twee bijeenkomsten (2020) met kunstvakdocenten van de opleiding pedagogisch werk kwam naar voren dat het voor hen niet eenvoudig is om studenten handvatten te geven om creatieve en/of kunstzinnige activiteiten te laten ontwikkelen voor de diverse doelgroepen waar pedagogisch medewerkers mee werken. Tijdens deze bijeenkomsten kwamen vragen naar voren als: Hoe kunnen pedagogisch medewerkers aansluiten bij verschillende doelgroepen? Hoe bied je als opleider studenten aanknopingspunten, zodat ze deze in hun beroepspraktijk kunnen gebruiken?

Lees het hele artikel in KZ02/23

Rubens, Van Dijck, Monteverdi en de allerkleinsten, kan dat wel

Een case met opdrachten om zelf uit te proberen

Auteur: Tijl Bossuyt | Beeld: Vintage suitcase

Kunstenorganisatie De Spiegel en kunsteducatie organisatie De Veerman kregen een opdracht. Of we de allerkleinsten konden boeien met het gegeven barok, focus op muziek. De Spiegel, bekend van hun installaties en voorstellingen voor de allerkleinsten en De Veerman vanwege innovatieve projecten, beten wat graag in de appel.

Maar voor ik vertel hoe het liep, een opdracht (1).
Zet muziek van Monteverdi, Georg Muffat of Rameau op, blader in kunstboeken met werk uit de barok. Verlies je in die tijd, laat je gedachten gaan. Morgen mag je naar een crèche om met het jonge gepeupel met deze muziek en beelden een activiteit, installatie, een speelmoment opzetten. Wat bedenk je? Kunstenaars die mee wilden werken, kregen ook deze opdracht.

Als start van het artistieke en pedagogische avontuur spraken we eerst met elkaar. Vrij snel kozen we voor de wonderkamers en wondercuriosa-koffers van die tijd en de vele muziek. Verzamelingen van vreemde objecten en exotica, vergaard op reizen, die men bewaarde in kamers, koffers en kasten met geheime luiken.

Opdracht (2)
Loop door je huis, dorp, stad, loop een kringloopwinkel binnen, snuister en verzamel curiosa, sleur het mee naar werkkamer, atelier of bij gebrek daaraan de woonkamer (je huisgenoten leg je uit dat dit maar voor een paar weken is). Maak een curiosakast die je overal mee naar toe kunt nemen, een soort reiskoffer vol snuisterijen.

Na een paar dagen ontstond bij ons een atelier vol materialen en spullen waarmee het heerlijk spelen was. Ook werden eerste ideeën geboren voor eenvoudige tot ingewikkelde kastjes of koffers waar objecten in verstopt of tentoongesteld konden worden.

We beperkten ons al snel tot een kast die meegenomen kon worden naar een crèche, om samen met de kinderen mee te spelen. Veel materiaal wilden we achterlaten; te gevaarlijk, te groot, te zwaar. Maar uiteindelijk deden we dat niet, want vanwaar deze vooringenomenheid? Waarom dit wel en dat niet…? Hoe ga je om met samen spelen en wat is gevaar? Stel jezelf ook die vragen.

Ondertussen grasduinden muzikanten in de barokmuziek. Een harpiste, cellist, hobo, zangeres en barokfluitist gaven ons een eerste proeve van wat ze wilden inbrengen.

Opdracht (3)
Verzamel barokmuziek die je wilt meenemen. Ga voor de muziek die in je oor valt, maar ook voor die waarvan je denkt: dit is echt vreemd. Zorg dat je kijkkast of koffer en de muziek transporteerbaar zijn, morgen gaat het met je mee naar een crèche.

De kunstenaars, hun objecten en muziek trokken zo een aantal keren naar een crèche om te spelen. Speel met de kinderen en laat hen via hun gedrag vertellen waar ze op ingaan, op welke muziek ze wat doen, wat gebeurt er als je meespeelt, wat als …….

Uit al deze bevindingen maakten we een ‘installatie’-voorstelling met een aantal objecten, kasten, installaties met muziek. Om naar te kijken en om mee te spelen.
Dit is dan ook de laatste opdracht (4). Maak met al je ervaringen een opbouw van hoe dat alles aan te bieden en te presenteren.

Tijl Bossuyt is Intendant Academies, in opdracht van De Veerman. Hij is bovendien blogger op www.kunstzone.nl

KZ02/2023

Kunst in de voorschoolse educatie

Auteurs: Annemiek Veen en Folkert Haanstra | Beeld: Kever Fardoe van Es (4 jaar, kleindochter Folkert Haanstra)

In de voorschoolse educatie maken kunstenaars voorstellingen voor en met peuters. Wat zijn effecten op peuters en pedagogisch medewerkers en in hoeverre dragen ze bij aan kwaliteitsverbetering van de voorschoolse educatie? Onderzoek in het kader van het programma ‘innovatiecentra voor- en vroegschoolse educatie’ moest hierin meer duidelijkheid brengen.

Kinderen vanaf 2,5 jaar met een risico op een onderwijsachterstand kunnen voorschoolse educatie volgen. Peuters zijn dan spelenderwijs bezig met taal, voorbereidend rekenen, motoriek en sociaal-emotionele vaardigheden. Pedagogisch medewerkers volgen met de peuters een programma dat de ontwikkeling op deze gebieden aanmoedigt. Onderzoek toont aan dat voorschoolse educatie kan bijdragen aan vermindering van onderwijsachterstanden van kinderen uit laagopgeleide gezinnen en van kinderen met een migratieachtergrond. Maar ook is vastgesteld dat de educatieve kwaliteit in kinderopvangvoorzieningen voor verbetering vatbaar is (zie o.a. Slot et al., 2019). Dit was aanleiding voor het ministerie van OCW en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) om in vijf gemeenten proefprojecten te starten, waarin kinderopvang samen met de gemeente en onderzoekers een innovatieve maatregel uitvoeren en onderzoeken. De onderzoekers gingen na of de projecten leiden tot kwaliteitsverbetering en zo ja, welke factoren dat bepalen. De activiteiten in de projecten zijn verschillend, zoals de inzet van digitale prentenboeken en betere samenwerking tussen peuteropvang en basisschool.

Kunstenaars in peutergroepen
In Den Haag is het kunstproject Jong Beginnen onderzocht. Dit is een samenwerking tussen 2turvenhoog, de Haagse kinderopvangorganisatie Stichting JongLeren en het Laaktheater, een buurttheater in het stadsdeel Laak. 2turvenhoog begon als kunstenfestival voor het jonge kind in Almere en is uitgegroeid tot een platform voor kunst in relatie tot kinderen van 0 tot 6 jaar. Het creëert ontmoetingen, voorstellingen en installaties in kinderdagverblijven, scholen, buurtcentra en culturele instellingen.
In het Haagse project Jong Beginnen, dat sinds 2015 draait, verzorgen kunstenaars uit verschillende disciplines (muziek, dans, beeldend en mime, of combinaties hiervan) improvisatievoorstellingen in peutergroepen en in het Laaktheater. Per projectjaar krijgt een peutergroep zeven kunstontmoetingen: vijf keer op de peutergroep en twee keer in het theater. Een voorbeeld van een kunstontmoeting in de groep is wat een beeldend kunstenaar een tekenperformance noemt. Ze gaat eerst zelf tekenen, waarmee ze de kinderen nieuwe mogelijkheden laat zien. Daarna gaan ook de kinderen tekenen, niet ieder apart op een eigen A4-vel, maar gezamenlijk op grote rollen papier. Het samen tekenen wordt zo ook een fysieke ervaring. Het is een ontmoeting via beeldtaal, maar ook met muziek: een trompettist ‘speelt’ de gemaakte tekeningen.

Wat beoogt Jong Beginnen?
Kunstenaars hebben geen vaststaand aanbod, maar spelen in op reacties van kinderen. Een deelnemende kunstenaar zegt: `Ik heb geen formule: kinderen doen niet altijd wat je verwacht, je moet open staan voor het moment, erop inspelen, niet strak en rigide iets uitvoeren. Ik ben meer van het ervaren dan van het resultaat.’
De verwachting van de initiatiefnemers is dat de pedagogisch medewerkers deze open en procesgerichte aanpak van de kunstenaars gaan toepassen in hun groepen. Dat de medewerkers meegaan in ideeën van kinderen en deze uitbreiden, hen bij een probleem verschillende oplossingen laten ontdekken, open vragen stellen en kinderen uitdagen tot nadenken. Een kunstenaar zegt hierover: ‘Voor pedagogisch medewerkers is het een manier om kinderen te observeren in een heel andere situatie: ze zien soms ander gedrag, andere interacties dan ze van een kind gewend zijn.’

De kunstontmoetingen roepen positieve emoties op bij kinderen, zoals plezier, verwondering, trots en zelfvertrouwen. De verwachting is dat kinderen hierdoor hun aandacht langer kunnen vasthouden, betrokken en geconcentreerd zijn. Op langere termijn zou dat (ook door de veranderde aanpak van pedagogisch medewerkers) tot gedragsverandering kunnen leiden, zoals meer durf, uitingsmogelijkheden en creativiteit.

Lees het hele artikel in KZ02/23

INHOUD KZ02//2023

THEMA: KUNST (EDUCATIE) VOOR BABY, DREUMES EN PEUTER
19 Intro Kunst, baby’s, dreumesen en peuters
20 Kunst in de voorschoolse educatie
26 Een ochtend in het Kris Kras Atelier van Sabine Plamper
29 Rubens, Van Dijck, Monteverdi en de allerkleinsten, kan dat wel? Een case met opdrachten om zelf uit te proberen
30 Kunstopleidingen voor werken met het jonge kind
33 De allerkleinste museumbezoekers
36 Pedagogisch medewerker, een rol van betekenis
40 Brabbelen, zingen en geborgenheid
43 Ontwikkelingsgerichte muziekles met aandacht voor talent en plezier
46 Neuzen uit het Noorden

ALGEMEEN
08 Hoe word je singer-songwriter? Peer feedback als gangmaker van de songwriters‘ circle
12 Weerspiegeld Het weer als weergaloos CKV-onderwerp
14 De haas, de baby en de studenten Een les over het belang van ongemak en improvisatie
16 Buitenbeentje emancipeert Vijftig jaar docentenopleidingen beeldende vakken
48 De belichtingsdriehoek leren Ludodidactiek als toepassingsvorm
52 Kunst als conversation piece
55 Ik ruik, ik voel, wat jij niet ziet Multisensorische kunstbeleving in musea en educatie
58 De tas (2)

RUBRIEKEN & COLUMNS
03 Redactioneel
06 Beeldreportage Len-Tempel, Isa van Lier
13 Jonge Kunstbelevers Jet Veenstra
24 Beeldreportage Het Muizenhuis, Karina Schaapman
28 De Canon van Rop Hang it all!
34 Centerfold Ilja
42 Buitenblik Ingrid Wolff
50 Weerwerk Haru Sukegawa
54 Van Gerwen denkt door Mijn moedertaal ziet me
59 De stagiair(e) Gilles Hellemans
60 Beeldreportage Paper Pebbles 2021, Lisette de Zoete
62 Achter de schermen
64 Cultuurbarbaar
66 Lidstaat & Helpdesk VLS/VONKC
67 Colofon

Film remixen

Auteur: Vincent Hodde | Beeld: Moving picture age 1920, Internet Archive Book Images, CC 0 FLICKR

Imitatie van kunstwerken is van alle tijden. Eeuwenlang vormde kopiëren de basis van het kunstonderwijs. Oftewel: goed voorbeeld doet goed volgen. Is het anno 2023 überhaupt nog mogelijk om origineel te zijn? En willen we dat eigenlijk voor het onderwijs? Leren leerlingen juist niet het meest van imiteren?

Je zou kunnen zeggen dat alle hedendaagse kunst per definitie postmodern is. Elk kunstwerk reageert namelijk in meer of mindere mate op een specifieke stijlperiode, stroming of genre – bewust of onbewust, met of zonder een dosis ironie. In een multidisciplinaire kunstvorm als film is het zelfs bijna onvermijdelijk dat het werk aan imitatie of emulatie ontsnapt.

Film is als medium uitermate geschikt om leerlingen bewust te laten omgaan met vorm- en stijlkenmerken. In potentie draagt film verschillende kunstvormen in zich. Denk aan muziek, literatuur, fotografie, beeldende kunsten via de art direction en podiumkunsten zoals acteren en dans. Door de jaren heen zijn er bovendien opvattingen ontstaan over wat een kunstwerk/film goed maakt. Deze regels leert men in het onderwijs nog steeds toe te passen. Niet kopiëren of imiteren is dus eigenlijk een illusie. Vooral bij een complex medium als film is het een uitdaging om volledig origineel te zijn, voor zover dat dus mogelijk is.

Veel docenten vinden het lastig om een film te maken. Waar begin je als je wilt dat leerlingen zich een kunstvorm toe-eigenen waarmee zij meerdere disciplines met elk hun eigen ambacht laten samensmelten? Mijn antwoord op deze vraag: laat hen gebruikmaken van bestaand materiaal om daarmee artistieke expressie te geven aan hun belevingswereld, zoals in de volgende voorbeelden.

Montageworkshop remixen
In de creatieve montageworkshop Celluloid Remix van Eye Filmmuseum maken leerlingen een videoclip met oude filmfragmenten uit de Eye-filmcollectie. De beelden zijn 100 jaar oud, maar door slimme montagetrucs komen de beelden op een hele nieuwe manier tot leven. Iemand uit 1910 laten dansen op de muziek van nu? Het kan in de workshop Celluloid Remix. Door beelden te combineren en ze te bewerken (flippen, inkleuren, terugspoelen, opknippen) ontdekken leerlingen de kracht van montage. Bestaand historisch materiaal remixen maakt leerlingen bewust van het feit dat het cultureel erfgoed is. Ook worden ze zich bewust van hun eigen potentie en relevantie als (film)maker. De collectiespecialist van Eye selecteert namelijk jaarlijks een aantal remixen voor de collectie. Zo wordt het werk van leerlingen onderdeel van het Nederlandse filmerfgoed.

Wicked Arts Assignments
Wicked Arts Assignments (Heijnen & Bremmer, 2020) bevat in de sectie ‘remixen’ een opdracht waarmee bestaand online materiaal geremixt kan worden. Hergebruik van bestaand materiaal zorgt voor recontextualisatie en creatie van nieuwe betekenisgeving, zo benadrukken de samenstellers van dit boek. Een andere opdracht is een gezamenlijk kunstwerk te maken waarvan alle elementen gemaakt zijn door verschillende makers. In het maakproces is het van belang dat de makers alleen de gehele compositie bepalen en niet de individuele elementen. Dit voorkomt dat de makers zich laten beperken door hun eigen creatieve geest. Door bepaalde aspecten aan anderen over te laten ontstaat een nieuw creatief proces. Deze opdracht laat het idee van de auteurtheorie in film los. Volgens deze theorie is film het eindproduct van één individu (de regisseur). Remixen, of accepteren dat film een groepsproces is waarin meerdere creatieve geesten input leveren, legt de nadruk op het algehele creatieve proces en maakt duidelijk dat het maken van film in principe niet hoogdrempelig hoeft te zijn.

MEER WETEN?

Workshop Celluloid Remix van Eye Filmmuseum.   

Wicked Arts Assignments: Practising creativity in contemporary arts education, samengesteld door Emiel Heijnen en Melissa Bremmer.

Arts for Transformative Education: Seeking Survey Participants 

Author: Benjamin Bolden | Image: UN Sustainable Development Goals – Overview, Target 4, UNICEF, Still YouTube

UNESCO’s concept of transformative education unites education initiatives that advance peace, human rights, sustainable development and global citizenship. Transformative education addresses target 4.7 of the United Nations Agenda 2030 by encompassing Education for Sustainable Development, Global Citizenship Education, Heritage Education, Education for Health and Well-Being and other focused education priorities, recognizing that the issues they address are interconnected and mutually reinforcing.  

Transformative education involves teaching and learning – inside and outside schools and across the life-cycle – that inspire and empower people of all ages with the knowledge, skills, values and attitudes they need to fully develop their human potential. The arts have tremendous potential for enabling transformative education.  

To be transformative, education needs to spark deep learning that engages both cognitive and social emotional processes. It needs to provoke the dissonance and discomfort necessary to shift thinking and trigger action. The arts, with their capacity to activate emotion, are powerfully positioned to fuel transformative learning and propel action. Arts learning can integrate head, hand, and heart. 

At the core of UNESCO’s idea of transformative education is the overarching goal of building learners’ capacities and motivating them to take action for a more peaceful and sustainable world. The UN Sustainable Development Goals (SDGs) identify specifically what those actions need to address. Together, the SDGs indicate how we can achieve the sustainable development of our planet.  

Our research team is seeking the perspectives of teachers around the world to better understand how arts learning can support sustainable development. Please allow us to include your voice in articulating how arts education can contribute to education for a better world. 

 

Seeking Survey Participants: Arts Learning and UNESCO goals for Education 

· If you teach the arts, please follow this link

· 15-minute survey to build knowledge: how arts education can support UNESCO goals for education

· You may access the survey in English, French, or Spanish

· All arts educators are welcome, including generalist teachers who sometimes teach the arts

· Survey results will inform the training and support of teachers

 

With thanks, Dr. Benjamin Bolden, UNESCO Chair in Arts and Learning at Queen’s University, Canada

Vernieuwingsdrang of museumvariant

Auteur: Suzan Overmeer | Foto’s: Alex Schröder, via Koninklijk Conservatorium Den Haag

Jazzmuziek is onlosmakelijk verbonden met improvisatie: muziek die je als musicus ter plekke creëert. Tegelijkertijd bouwt jazz graag verder op bestaande muziek. Denk aan jazzstandards, van oorsprong liedjes uit Broadway-musicals die nog steeds een belangrijk onderdeel zijn van het repertoire van een jazzmusicus. Hoe verhouden creatie en imitatie zich tot elkaar in jazzmuziek en in de opleiding tot jazzmuzikant?

‘Jazz is makersmuziek’, zegt Bart Suèr. Suèr is hoofd van de jazzafdeling van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, saxofonist en eigenaar van Dox, een Nederlands muziekplatform dat gespecialiseerd is in jazz en aanverwante muzikale experimenten. ‘Maar jazzmuzikanten verhouden zich ook tot hun voorgangers, gaat hij verder. ‘Voorgangers worden gezien als inspiratie en als bron van muzikaliteit, techniek en zelfs van lifestyle.’

Bebop
Een mooi voorbeeld is bebop, een jazzstijl die ontstond in de jaren ’40 van de vorige eeuw, als een reactie op het idee van jazz als entertainment. ‘Zwarte muzikanten wilden serieus genomen worden. Bebop ageerde tegen jazzmuziek die gemaakt was om de witte mensen te pleasen. Het was complexe harmonische, ritmische en virtuoze muziek, niet bedoeld om op te dansen, maar om naar te luisteren. Voor het eerst werd jazz als kunstvorm gezien.’

Bebop werd vervolgens omarmd door de hele kunstenaarswereld; luisteren naar bebop werd geassocieerd met een intellectuele levensstijl.
Veel bekende bebop-artiesten werden iconen en voorbeelden voor jazzmuzikanten zoals Charlie Parker en John Coltrane. Generaties saxofonisten waren bezig hun solo’s uit te zoeken en na te spelen.
Suèr: ‘In mijn tijd was het Michael Brecker. Iedereen wilde zijn sound kopiëren. Eigenlijk heeft elke generatie zijn eigen helden, al is het nu diffuser en diverser. Dat heeft ook te maken met internet, alles is overal aanwezig en beschikbaar voor iedereen.’

Dynamisch proces
Kopiëren van andermans materiaal is essentieel voor een jazzmuzikant.
‘Solo’s naspelen geeft wat betreft techniek en muzikaliteit veel richting en diepgang. Imiteren moet je trouwens niet los zien van inspireren. Jonge muzikanten beginnen, heel intuïtief en vloeiend, met het zoeken en bepalen van wat ze mooi vinden. Ze imiteren niet als een computer waar je info invoert, er ontstaat een dynamisch proces van inspiratie en imitatie. Juist de inspiratie is cruciaal, die zegt iets over de drang van het individu om iets te laten horen. Daarom moet een student die jazz studeert telkens worden gevraagd wat zij/hij voor ogen heeft, zodat er ruimte komt voor groei. Vroeger moest je eerst alles van anderen leren om daarna te kijken wat je er zelf mee kon. Nu beginnen we met de vraag ‘wat houdt jou bezig, wat is jouw verhaal’?’

Museumvariant
Suèr: ‘Waar nieuwe kunstvormen ontstaan, is popmuziek aanwezig. Popmuziek is verbonden met sociale groeperingen en maatschappelijke ontwikkelingen. Jazzmuziek volgt als een soort artistieke echo. Popmuziek levert het basismateriaal op om op te improviseren. De liedjes uit de Broadway-musicals waren in die tijd ‘de popmuziek’, Miles Davis improviseerde bijvoorbeeld over liedjes uit de jaren ’80, denk aan Human Nature van Michael Jackson.’

Er is echter ook een soort ‘museumvariant’ ontstaan, een die terugvalt op de standards en het repertoire van de jazz-iconen uit de vorige eeuw. Conservatoria zitten daar soms een beetje in gevangen. Standards blijven op het repertoire staan, bij de toelating en in de opleiding zelf. Dat heeft mede te maken met een bepaalde opvatting over jazzmuziek, namelijk de focus op harmonie. Suèr: ‘Veel liedjes uit Real Books (boeken waarin de jazzstandards staan genoteerd, red.) hebben uitdagende akkoordprogressies, waar jazzmusici over soleren. In de popmuziek van nu is de nadruk op akkoorden zo langzamerhand uitgegumd, en daarom wordt die muziek door conservatoria soms gezien als ‘niet interessante muziek’. Dat is zonde, want in wezen zou je eigenlijk telkens nieuwe Real Books kunnen samenstellen met actuele hits. In die van nu zouden dan bijvoorbeeld de songs van Adele, van Amy Winehouse of Billie Eilish kunnen staan.’

Hiphop en studio’s
Suèr meent dat hiphop nu de belangrijkste muziekcultuur is. ‘Hiphop is meer dan muziek, het is cultuur, het is sport, het is urban. Hiphop is bepalend geweest voor de kunstwereld van de afgelopen jaren. Er zijn directe lijnen tussen jazzmuziek en hiphop; ze zijn beide uit de zwarte muziektraditie ontstaan.’ Hij wordt steeds enthousiaster: ‘Het is kenmerkend én van een grote schoonheid dat men in de zwarte muziektraditie aan de haal gaat met wat er voorhanden is. Denk aan de wasborden, die vroeger in jazz werden gebruikt als ritme-instrument. Later gebruikten dj’s hun draaitafel als percussie-instrument. Hiphoppers werken met samples en muzieksoftware, hun instrument is de laptop en de studio. De creatieve plekken van nu zijn studio’s en daar moet in het curriculum van de jazzopleiding aandacht aan worden geschonken.’

Niet als standaardrepertoire
Jazz is niet veel meer te horen en jazzpodia zijn schaars geworden in Nederland. ‘Jazz is op dit moment een ware subcultuur, weinig aanwezig in de reguliere media en in de programmering van concerten’, beaamt Suèr. ‘Jazz moet via vrienden of docenten op je pad komen, het wordt je niet als vanzelfsprekend aangereikt. Studenten die jazz studeren hebben een nieuwsgierige houding en gaan voor hun droom. We benadrukken in de opleiding dan ook telkens dat wat zij met hun muziek willen vertellen, telt. Imiteren kan daar een deel vanuit maken, maar moet niet als standaardrepertoire worden opgedrongen.’

De Tas (1)

van een muziekdocent

Auteur: Suzan Overmeer | Collage: Lennie Steenbeek

Dag in dag uit gaan kunstvakdocenten op pad met hun tas. Duurzame, kleurrijke,  designer must-haves en oude versleten, maar wat zit er eigenlijk in? En wat zegt die inhoud over de eigenaar? In het eerste deel van deze serie kijken we in de tas van een muziekdocent.

Een accordeon. Een set boomwhackers en een complete saxofoonfamilie. Deze tassen zijn onmiskenbaar van een muziekdocent. Ze worden vergezeld van een overvolle laptoptas, waarin onder andere een doosje met hoofdtelefoon verloopstukjes, een cd-/Dvd-speler met USB-aansluiting, drie stuks bedrade oortelefoons, notenpapier, een stemvork.

Deze jonge muziekdocent lijkt op alles voorbereid, zelfs op pech met de auto. Hij is op weg naar twee basisscholen, waar hij in alle klassen lesgeeft. Direct daarna gaat hij door naar een derde school om een naschoolse muziekcursus te geven. Tussen de bedrijven door bereidt hij repetities voor; hij dirigeert twee harmonieorkesten en een koor.

Speciaal voor vandaag zit er een dikke envelop in de laptoptas. Die is gevuld met boomblaadjes, geknipt van gekleurd papier. Ze zijn bedoeld voor de lessen aan de kleuters, die vandaag les hebben over de herfst. De kinderen houden de blaadjes vast tot de wind erlangs waait, dan laten ze ze op de grond dwarrelen. Hij heeft er zelf een lied bij geschreven.

Ik stel een hem gewetensvraag: Ben je weleens wat vergeten? Het klinkt misschien wel raar, zegt hij, maar ik ben nog nooit iets vergeten. In mijn tas zitten wel allerlei spullen die ik lang niet altijd gebruik. Toch heb ik ze bij me, ‘voor het geval dat’. Voordat ik vertrek, loop ik mijn lijstje met benodigdheden voor de dag nog even na. Er zit maar één ding in dat ik eigenlijk nooit gebruik, dat is een setje gekleurde pennen. Maar dat laat ik nu maar gewoon zitten.

Er zit ook een puzzelboekje in zijn tas. Gebruikt hij dat in de les?
Nee, dat is voor eigen gebruik. Het gebeurt niet vaak, maar als hij echt niet meer weet wat hij moet doen, dan maakt hij een puzzeltje. Een tijdje geleden had hij een keer autopech en moest lang wachten. Toen was hij erg blij met dat boekje.

Is er iets dat onmisbaar is in die tas? Hij antwoordt direct: zijn USB-sticks. Daar staat bijna al het lesmateriaal op dat hij op het Digibord zet. Hij heeft ook een paar reserve-exemplaren met dezelfde bestanden, zodat hij altijd iets bij zich heeft als hij er een vergeet.
Ik zei het toch? Deze muziekdocent is werkelijk op alles voorbereid.

KZ01/23

Copy-paste met credits

Tekst jatten voor een nieuw verhaal

Auteur: Pien School | Beeld: Atypical NETFLIX (detail), L. V. Pchagas 

Leerlingen zijn zich niet altijd bewust van intellectueel eigendom en kunnen creaties van anderen dan ook argeloos gebruiken, zonder toestemming van de oorspronkelijke maker. Als ze dat doen, wil dat echter niet zeggen dat ze het effect van ‘hergebruik’ onderschatten.

‘Mijn docent zei dat het oké is om tekst te ‘jatten’ voor een voorstelling. In de voorstelling die ik voor mijn profielwerkstuk maakte, heb ik veel verschillende bronnen gebruikt en soms ook letterlijk teksten overgenomen’, vertelt Brecht Bonnet. Brecht is 17 jaar en deed eindexamen aan het Spinoza20first (Amsterdam). Ze volgt nu de vooropleiding theater op Theaterschool Zone 1380 in Weesp.

Beter goed gejat
De voorstelling Leven op het spectrum is een monoloog. Brecht beoogt ermee dat het publiek ervaart wat het is om autistisch te zijn. Ze maakte daarbij gebruik van kunst die ze ergens eerder had gezien en ervaren. De vorm van bepaalde scènes keek ze af bij cabaretiers en kleinkunstenaars, ze gebruikte teksten en muziek van onder anderen David Bowie en The Strokes. De slotscène, waarin het personage uit zijn dagboek voorleest, is gebaseerd op haar eigen dagboeken en die van de acteur, om zo dicht mogelijk bij het echte leven en de kwetsbaarheid ervan te komen.
Brecht vertelt dat het karakter van de autistische jongen uit de voorstelling ook gejat is uit een serie. In de regieaanwijzingen verwees ze expliciet naar de bron. ‘Ik zei tegen de acteur: Ken je die jongen uit de Netflixserie Atypical? Doe zoals die jongen. (Atypical is een comedyserie over de 18-jarige autistische Sam, een wandelende zuidpoolencyclopedie, red.).’

Voor het onderzoeksgedeelte van het profielwerkstuk interviewde ze autistische jongeren om zo inzicht te krijgen in hun belevingswereld. ‘Sommige zinnen uit die interviews heb ik letterlijk in de voorstelling gebruikt. Dat zie ik niet als jatten, maar als deel van het maken van kunst. Kunst bestaat al heel lang en er is al zoveel gemaakt, dat je bijna niet meer echt origineel kan zijn.’

Lees het hele artikel in KZ01/23

De verkleedkist maakt het verschil

Auteur: Pien School | Beeld: Leerlingen Hyperion Lyceum (Amsterdam) naar Almerisa (1994) Rineke Dijkstra en Rodrigue voor Pepe Jeans (2018) Ernesto Artillo

Zes leerlingen van het Hyperion Lyceum in Amsterdam krijgen de opdracht om een foto te maken die is geïnspireerd op een bestaand kunstwerk. Wat is voor hen het verschil tussen inspireren en jatten? En is dat eigenlijk belangrijk?

‘We hebben ons bij het maken erg laten inspireren door de attributen om ons heen. Eerdere versies van de foto zijn veel dramatischer, met maskers, uitgekraste ogen en een post-apocalyptische sfeer. We zijn echt door vijfmiljoen verschillende outfits gegaan.’

De foto die ze uiteindelijk maken, is geïnspireerd door de serie Almerisa (1994) van Rineke Dijkstra en Rodrigue voor Pepe Jeans SS18 (The Art of Identity, 2018) van Ernesto Artillo. De stoel in het werk is bijvoorbeeld afkomstig uit het werk van Dijkstra, het licht-donker contrast tussen de figuur op de voorgrond en de omstanders is geïnspireerd op het werk van Artillo. Beide werken lieten de leerlingen nadenken over identiteit, je ‘anders’ voordoen of juist hetzelfde als de anderen.

Spelen met stereotypen
De drie staande figuren representeren een bepaalde gelijkenis, hetzelfde zijn, terwijl de zittende figuur met de bloemenjurk juist een persoon als zichzelf, zonder ‘masker’, representeert. De donkere figuren omringen de zittende figuur, sluiten haar in. De rustende handen zijn daarom extra boeiend, ze kunnen worden geïnterpreteerd als een soort vriendschappelijk contact, maar lijken tegelijkertijd ook paternalistisch.

‘We wilden ook spelen met het stereotype van het zwarte schaap in de familie. Vaak heb je families waar iedereen blij is, maar er is ook altijd iemand die anders is of boos. We wilden dat omdraaien. Dit is een soort familie van mensen die allemaal boos en donker zijn, met één iemand die juist heel blij is. Het was niet onze bedoeling de foto’s zo precies mogelijk na te maken. Je wil uiteindelijk iets maken dat van jezelf is, origineel is. Het kan waarde hebben om iets zo precies mogelijk na te maken, wanneer je bijvoorbeeld een bepaalde techniek wil leren, maar dat kun je dan niet presenteren als je eigen kunst.’

De leerlingen lieten de kunstwerken waar ze zich op baseerden steeds verder achter zich toen de verkleedkist werd geopend. ‘We waren de hele tijd bezig met andere kostuums en hebben zoveel plezier gehad in het verkleden, dat we er helemaal door werden meegesleept. Dat proces en de lol hebben uiteindelijk veel invloed gehad op de foto.’

De foto is gemaakt door Laura van Bommel, Sophie Sciarone, Leffe Determeijer, Tiago van Hoof, Juul van Assen en Lyvvy de Cocq in het schooljaar 2021-2022, toen zij in vwo 4 zaten.

KZ01/23

De canon van Rop

Echte romantiek

Voor elk nummer van Kunstzone kiest Jeroen Rop een kunstwerk uit waar hij de ogen van de lezer voor wil openen

Auteur: Jeroen Rop | Bruin potje op een oud stoofje Anton Pieck 1906 (met dank aan het Anton Pieck Museum)

Hoewel ik zelden een pretpark bezoek ben ik zo iemand die op feestjes zinloze feiten over attracties en hun geschiedenis kan opdreunen. Niemand heeft daar iets aan. Ik ook niet. Toch weet ik me gesteund in deze nutteloze obsessie door bijvoorbeeld de website Eftepedia, een gedetailleerd en informatief naslagwerk over de Efteling. Van alle podcasts over pretparken kan ik Ochtend in Pretparkland aanbevelen. Binnen het genre een juweel van een podcast waarin redacteur Erwin Taets regelmatig door diezelfde Efteling wandelt terwijl hij de luisteraar volpropt met informatie.

Die specifieke Eftelingaandacht uit verschillende hoeken is begrijpelijk: er zijn zo ik weet weinig themaparken waar vormgeving, storytelling en aandacht voor detail zo doordacht samengaan als in Kaatsheuvel. Voor ontwerpers Peter Reijnders en Ton van de Ven heb ik grote bewondering, terwijl ik met schilder en illustrator Anton Pieck – de sprookjesbosmeester zelf – een stuk meer moeite heb. Begrijp me goed, zonder Pieck geen Efteling. Zijn tekenstijl, zo kenmerkend nostalgisch, bepaalt ook bijna vijftig jaar na zijn afscheid de sfeer in het park. Maar Piecks illustraties en prentkunst worden door velen als romantisch bestempeld. Hoewel dat logisch lijkt, ga ik juist daar vol in de remmen. Het klopt naar mijn gevoel niet. De negentiende-eeuwse Romantische schilderkunst behandelt weliswaar thema’s als nostalgie maar de invulling van dat verlangen naar een al dan niet verzonnen verleden steekt anders in elkaar. Waar de nostalgie van Pieck als een zware walm tussen de scheefgezakte huisjes en dichtgesneeuwde straten hangt, voert de melancholie van de Romantiek dieper. Pieck sleurt ons op een verplichtende manier zijn fictieve wereld in: we kunnen geen kant op met onze eigen ideeën. Dat doet een romantisch schilder als Caspar David Friedrich niet. Die laat ons terloops iets voelen. Zijn natuur is onheilspellend. Bezield.

Het schilderij dat we hier zien raakt me plots wel. Een stilleven met wat spullen op tafel. Een heel brood, nog wat ongemakkelijk zwevend tegen een bord. De koperen theepot met emaille warmhouder, hoe aardig uitgewerkt ook, kan me niet veel schelen. Het is dat raam. Het licht dat binnenkomt maakt van het venster een paar ondoordringbare vlakken. Toch gebeurt daar, in die ogenschijnlijke leegte, alles. Daar zindert iets onbestemds. In alle stilte een ondefinieerbare spanning. Ik kan het licht voelen, aanraken. Dit stilleven is geschilderd door de elfjarige Anton Pieck. Hij won er vijf tubes waterverf mee.
Alsjeblieft. Dat is weer zo’n feitje dat je op een feestje kunt vertellen.

KZ01/23

Copyright en kopieerplicht

Over imitatie en originaliteit in de schilderkunst

Auteur: Paul van den Akker | Afbeelding 1. Bronzino De Heilige Familie met Sint Johannes (Panciatichi Madonna) (1538-40) Olieverf op paneel, 117 x 89 cm, Galleria degli Uffizi, Florence https://fotoinventari.uffizi.it/it/ricerca – Afbeelding 2. Frans Franciscus Holy Family (After Bronzino) (2001) Olieverf op doek, 70 x 50 cm, Gemeentemuseum Helmond 

Imitatie van kunstwerken is van alle tijden. Eeuwenlang vormde het kopiëren de basis van het kunstonderwijs. Ook volleerde kunstenaars waren gewoon andermans werk als uitgangspunt te nemen, maar vanaf de renaissance vooral om ermee in competitie te treden. Dit artikel vertelt over imitatie, emulatie, originaliteit en reproductie in de oude kunst en over de terugkeer ervan in de hedendaagse kunst.

De 19e-eeuwse Franse schilder Lecoq hield er eigenzinnige opvattingen over het kunstonderwijs op na. Opgeleid aan de École des Beaux-Arts in Parijs kreeg hij in 1841 op negenendertigjarige leeftijd een aanstelling als docent bij een van de afdelingen van deze opleiding, de zogenaamde Kleine School. Of Lecoq een goede tekenaar of schilder was, valt moeilijk te beoordelen. Er zijn slechts een paar werken van hem overgeleverd, wat voornamelijk aan Lecoq zelf te wijten valt. Ervan overtuigd dat je studenten met het oog op hun artistieke ontwikkeling beter niet kunt confronteren met het werk van hun leermeester, had hij besloten nooit in hun bijzijn te werken, nergens te exposeren en uiteindelijk het schilderen helemaal op te geven.
Een oud-student karakteriseerde hem in een necrologie als een leermeester die zijn pupillen ‘niet wilde blootstellen aan de verleiding om zijn manier te imiteren’. Want, zo citeert hij Lecoq, ‘hoe onpersoonlijker [een docent] zich weet te presenteren, hoe beter hij hun persoonlijkheid zal waarborgen’. Met dit standpunt verzette Lecoq de koers van zijn loopbaan. Tegelijk was het een pleidooi om te breken met een belangrijk uitgangspunt van de academische kunstopleidingen, die sinds de 16e eeuw in West-Europa waren opgericht. En een breuk met de nog oudere onderwijspraktijk op kunstenaarsateliers, waar leerlingen juist door middel van imitatie het vak leerden.

Lees het hele artikel in KZ01/23

Aanbod kunstzinnige oriëntatie

Auteur: Folkert Haanstra | Beeld: Grootouders Folkert Haanstra

Onder regie van de Inspectie van het Onderwijs vindt in schooljaar 2024/2025 weer een peiling plaats van het onderwijsniveau van kunstzinnige oriëntatie. Dit periodiek onderzoek moet twee vragen beantwoorden: Welke kennis en vaardigheden hebben leerlingen in groep 8 en hoe ziet het aanbod van scholen er uit? Dit artikel gaat over welke vragen je over het aanbod zou moeten stellen.

In 2015/2016 vond de vorige peiling kunstzinnige oriëntatie plaats (Inspectie van het Onderwijs, 2016). 132 scholen vulden een vragenlijst in over kenmerken van hun aanbod en leerlingen van die scholen maakten opgaven op het gebied van beeldende kunst, dans, drama/theater en muziek. Het ging daarbij zowel om maken als beschouwen. Na publicatie van de peiling besteedden media veel aandacht aan de uitkomst dat het niveau van tekenen achteruit was gegaan vergeleken met de vorige peiling in 1996/1997. Er ontstond discussie over de vraag of het niveau echt achteruit was gegaan (waren de opgaven en manier van beoordelen wel juist?) en zo ja, wat de oorzaken van de teruggang konden zijn (Haanstra, 2020).

Geen samenhang
Wat veel minder aandacht kreeg was dat er vrijwel geen relaties waren tussen de gemeten kennis en vaardigheden op kunstzinnig gebied en de gemeten kenmerken van het onderwijsaanbod. Leerlingkenmerken zoals sekse, verwacht onderwijsniveau na de brugklas en vrijetijdsactiviteiten op het gebied van kunst en cultuur (voor de school niet beïnvloedbare factoren) bleken wel samenhang te vertonen met leeruitkomsten.
Een sombere conclusie over het vrijwel ontbreken van samenhang tussen gemeten schoolkenmerken en leerprestaties kan zijn dat het onderwijs in kunstzinnige oriëntatie er niet veel toe doet en dat de achtergrondkenmerken van leerlingen kennis en vaardigheden bepalen. Dat zal tot op zekere hoogte het geval zijn, maar daarnaast kan het aanbod van scholen onvoldoende in kaart zijn gebracht. De gemeten kenmerken moeten dan anders of uitgebreider worden bevraagd en misschien ontbraken bepaalde factoren in de vragenlijst over het aanbod.

Om bij de komende peiling te helpen bij het stellen van de goede vragen over factoren van het onderwijsaanbod die de leerprestaties beïnvloeden is binnen het lectoraat Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een uitgebreide literatuurstudie verricht. Centrale vraagstelling van de studie is: Wat is er bekend over onderwijsfactoren in relatie tot leerprestaties op het gebied van kunstzinnige oriëntatie in (het einde van) het primair onderwijs?

Lees het hele artikel in KZ01/23

INHOUD KZ01//2023

 

THEMA: NAMAAK OF ZELFBEDACHT
19 Intro Namaak of zelfbedacht
20 Copyright en kopieerplicht Over imitatie en originaliteit in de schilderkunst
26 A slice of (real?) life Over traditie en innovatie in de theaterles
29 De lucht tussen je kleren jatten, hoe doe je dat?
30 Stravinsky met soul ‘Een tijdloos verhaal over verleiding, teleurstelling en de duivel’
33 De verkleedkist maakt het verschil
36 Doe maar (net niet) na! Kunstwerken als mede-docent
40 Copy-paste met credits Tekst jatten voor een nieuw verhaal
43 Inspiratiebronnen en voorbeelden in de beeldende vakken en muziek
46 Niets is werkelijk origineel

ALGEMEEN
08 Schep ruimte! De tool Ruimte en de gezamenlijke ontwikkeling van cultuureducatie in leergemeenschappen
12 In de huid van Bach
14 Kunstdocenten in de basisschool Een eersteklas oplossing voor het lerarentekort?
16 Aanbod kunstzinnige oriëntatie
48 Nieuwe structuur kunstvakken Advies voor beweging in de bovenbouw
52 Enthousiasme, klooien en leren Rotterdamse leercommunity voor technologie in muziekonderwijs
55 De kunst van betekenisvol ontwerp Een competitie die de expertise van toekomstige kunstdocenten als educatief ontwerpers zichtbaar maakt
58 De tas (1)

RUBRIEKEN & COLUMNS
03 Redactioneel
06 Beeldreportage Esther Bruggink
13 Jonge Kunstbelevers Milan van Boxtel
24 Beeldreportage Jan van de Wiel
28 De Canon van Rop Echte romantiek
34 Centerfold Ifi Liu
42 Buitenblik Loes Faber
50 Weerwerk De Stem van de Burger
54 Van Gerwen denkt door De wanhoop nabij
59 De stagiair(e) Elias Cafmeyer
60 Beeldreportage Dood Paard
62 Achter de schermen
64 Cultuurbarbaar
66 Lidstaat & Helpdesk VLS/VONKC
67 Colofon

CSE’s kunstvakken 2022 … verder in beeld

Auteurs: Annick van Beukering, Hugo Gitsels, Henriëtte Heezen, Marieke Kraft & Peter Schoenmakers | Beeld: The Color Inside, James Turrell, 2013

Dit artikel sluit aan bij het artikel over de centrale examens 2022 in de kunstvakken op het vmbo zoals dat te lezen is in Kunstzone 06 (pag. 56). Het bestaat uit twee delen en is te downloaden via de link onderaan dit stuk.

In het eerste deel wordt een beeld geschetst van de tijdvakken en de normering, vervolgens worden de cijfers kunstvak-examens gepresenteerd (alle niveaus), dat wil zeggen aantallen scholen, aantallen kandidaten, examenresultaten en de waardering van de examens door docenten. In het tweede deel wordt de inhoud van de centrale examens 2022 voor h/v muziek, h/v kunst, h/v tehatex besproken. We lichten er voor de verschillende vakken enkele bijzonderheden uit, zoals de moeilijkste vraag, de vraag die het beste onderscheid weet te maken tussen vaardige en minder vaardige kandidaten, de vraag die het landelijke nieuws haalde en de vraag die leidde tot kritische opmerkingen via de Examenlijn.

Annick van Beukering, Hugo Gitsels, Henriëtte Heezen, Marieke Kraft en Peter Schoenmakers zijn werkzaam bij de Divisie CTE, stichting Cito.

https://kunstzone.nl/wp-content/uploads/WEB_CSEs-kunstvakken-2022_Artikel.pdf 

Misdaadfotografie in de kunstles

Auteurs: Annemée Dik & Richie Walker | Beeld: Resultaat moordopdracht

Fotografie is een relatief nieuw medium in de kunstles. Docenten denken vaak onterecht dat ze veel technische kennis moeten hebben voordat ze met fotografie aan de slag kunnen in hun les. Wij ontwikkelden met ludodidactiek een les waarmee leerlingen leren over fotografische perspectieven, die ze meteen kunnen toepassen.

We maakten deze les voor het vak vakdidactiek van de deeltijdopleiding van de Breitner Academie. Onze opdracht was een les of oefening te maken in een bepaalde educatieve stroming, van vrije expressie tot ArtScience.

Ludodidactiek
Wij kozen voor ludodidactiek, een stroming uit het beeldend onderwijs waarin je spelenderwijs leert. Ludodidactiek is niet hetzelfde als gamification, al gaat het bij beide begrippen om de toepassing van spelprincipes (Renger & Valk, 2020). Ludodidactiek vervangt het leerdoel door een of meerdere speldoelen. In een ludodidactische les leren leerlingen in een spel en fungeert de leraar als spelleider. Het begrip ludodidactiek bestaat sinds 2016. Docenten die zich willen bekwamen in ludodidactiek kunnen terecht bij HKU, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

Lesontwerp
Bij het ontwerp van de les lieten we ons inspireren door de lugubere misdaadfotografie van freelance fotojournalist Weegee (1899-1968). Het foute karakter en het harde contrast van de zwart-witfoto’s sprak ons aan. We bedachten de les met behulp van het Playful Design Canvas, een schema met de belangrijkste elementen van het spel, zoals context, visualisatie, en begin, verloop en eind van het spel.

In ons spel werken de leerlingen voor een detectivebureau dat dreigt failliet gaat. De enige manier om het bureau van de ondergang te redden is door misdaadfoto’s te vervalsen. Leerlingen creëren hun eigen spannende verhaal door foto’s in scène te zetten. Uit ervaring weten we dat leerlingen dit kunnen: ze weten hoe een spannende sfeer eruitziet en hoe ze deze moeten verbeelden met beeldtaal die ze kennen uit boeken, series, films of spelletjes.

Spelverloop
Leerlingen kunnen punten verdienen, in het spel subsidie genaamd, door foto’s te maken van bepaalde voorwerpen en daarbij fotografische begrippen toe te passen, zoals perspectief en contrast. De leerlingen krijgen de opdracht om binnen een korte tijd (10 à 15 minuten) 40 punten te verzamelen in maximaal twee foto’s. In het Boek der foto subsidie vervalsingen staan de punten die de leerlingen kunnen verdienen.

Het spel is zo ontworpen dat het makkelijk is uit te breiden naar het niveau van de leerling. Docenten kunnen ook zelf punten toevoegen voor andere fotografische begrippen. Wil je de leerlingen een serie laten maken? Pas het aantal foto’s en punten aan.

We hebben de opdracht meerdere keren uitgetest, ook bij het vak fotografie op een middelbare school waar Annemée lesgaf. Daar werd het door de brugklassers als een van de leukste fotografielessen van het jaar gezien.

Annemée Dik is fotograaf en geeft les op het Cartesius Lyceum in Amsterdam.
Richie Walker is illustrator en geeft les op Spinoza20first in Amsterdam.
Renger, W-J.  & Valk, R. (2020). Ludodidactiek: Spelen terwijl je leert. Van twaalf tot achttien, 30(9), 14-16.

 

‘Ik blijf zoeken naar inspiratie’

Auteur: Lisa van Bennekom | Foto: Lisa van Bennekom

Bij het tienjarig bestaan van de master Kunsteducatie in 2017 interviewde ik Wendy Viel, alumna van de master Kunsteducatie (Hanzehogeschool Groningen). Nu de opleiding vijftien jaar bestaat, blikken we samen terug. Hoe is het haar de afgelopen jaren vergaan?

 Toen we elkaar vijf jaar geleden spraken, werkte je als vakdocent drama op een vmbo-school, was je cultuurcoördinator, freelance regisseuse en speldocent op de Jeugdtheaterschool in Leeuwarden. Je drive om je steeds te blijven ontwikkelen viel tijdens dat gesprek op en ik ben benieuwd waar je nu werkt.
‘Ik geef nog steeds theaterlessen op die middelbare school, maar alleen nog in de bovenbouw. Daarnaast ben ik hoofd Educatie bij Meeuw Jonge Theatermakers. In die functie geef ik leiding aan Meeuw jonge onderzoekers. Leerlingen van scholen die ons bezoeken gaan – voorafgaand aan de voorstelling – tijdens workshops met ons op onderzoek uit. Er worden dan actieve filosofische gesprekken gevoerd, waarin we het thema van de voorstelling uitpluizen en onderzoeken, bijvoorbeeld in de vorm van een spel. Bij Meeuw werken we met jonge acteurs en we willen dat de voorstelling voor hen én voor het publiek een fijne ervaring is. Het werkt goed om dan als publiek eerst te onderzoeken hoe je je tot de voorstelling verhoudt, zodat je je ermee kunt verbinden.

Sinds kort ben ik ook educatiemaker bij het Jonge Harten Festival. Dat festival programmeert theater voor jonge mensen en ik denk na over de vraag hoe we jongeren de zaal in krijgen, hoe het voor hen een toffe ervaring wordt.’

Vijf jaar geleden had je de wens om ooit les te geven op een hbo-opleiding en zelfs de ambitie om een eigen school op te richten, een school waar leerlingen op nieuwe manieren leren.
‘De wens om een nieuwe school op te richten heb ik niet meer. Binnen ons huidige onderwijssysteem loop je dan al snel tegen een muur.
De drive om me te blijven ontwikkelen heb ik nog steeds. Ik blijf altijd zoeken naar nieuwe inspiratie en mensen om mee samen te werken.
Dat laatste doe ik bijvoorbeeld met de opleiding Docent Theater van NHL Hogeschool. Ik beoordeel voor deze opleiding afstudeervoorstellingen- en onderzoeken, en bij Meeuw begeleid ik stagiaires uit het hbo.
Toekomstige theaterdocenten komen nog niet altijd in aanraking met jonge acteurs, zoals bij de talentopleiding Meeuw. Ik geef studenten trainingen in hoe ze kunnen werken met deze talenten, die alles kunnen doen wat je van hen als theaterdocent wilt. Wat zet je dan in om ze verder te helpen?’

Je was destijds cultuurcoördinator maar had het gevoel dat je als jonge docente voor deze functie nog het vertrouwen van je collega’s moest winnen. Hoe is dat nu?
‘Terugkijkend was dat iets wat in mezelf zat. Het waren mijn gedachten over hoe mensen naar mij keken. Ik heb mezelf daardoor kleiner gemaakt. Dat is iets wat ik nu zeker niet meer doe. Met leeftijd en ervaring komt ook het besef dat je geen junior meer bent. Ik heb nu wel wat te melden, weet ik.’

Denk je nog weleens aan je tijd bij de master Kunsteducatie?
‘Ik denk nog weleens aan de master als ik aan het schrijven ben, een jaarverslag of subsidieaanvraag bijvoorbeeld. Dan hoor ik de docent die mijn scriptie van commentaar voorzag in mijn hoofd. ‘Kan het concreter? Schrijf heldere taal!’ Ondanks dat het pittig was om de studie te volgen naast mijn werk, ben ik ben nog steeds blij dat ik het gedaan heb. Ik had destijds de behoefte om de noodzaak van mijn vak beter te leren onderbouwen. Die woorden vinden hebben me veel zekerheid gegeven.’

INHOUD KZ06//2022

 

THEMA
19 Intro Zeven meesterproeven
20 Onderzoekend in de onderwijspraktijk
23 Minecrafting the curriculum
28 Leerkracht van betekenis Kunstonderwijs op de basisschool
31 Spelen is ook leren Kunsteducatie biedt speelruimte
36 Met kunst het algoritme bevragen
40 Verbindend en transdisciplinair in het mbo
44 Wie ben jij als docent?

ALGEMEEN
08 Muziekscholen weer naar majeur? Heeft muziek in ons land nog wel toekomst?
12 Samenwerken met je idool
14 Ode aan de Twijfel Kunstenaars, filosofen en vakdocenten brengen met jongeren een Ode aan de Twijfel
16 Terug- en vooruitblikken Masteropleidingen Kunsteducatie reflecteren
48 Wat vinden onze lezers ervan? Rapportage lezersonderzoek Kunstzone
52 Een bezem door je taalgebruik
55 Onvergetelijk Museumbezoek voor mensen met dementie
56 CSE’s kunstvakken vmbo 2022
60 Muziekdocent 2022 Tineke van Dijk

RUBRIEKEN & COLUMNS
03 Redactioneel
06 Beeldreportage WHO CARES
13 Jonge Kunstbelevers Megan Lehmann
26 Beeldreportage Regelcircus
34 Centerfold Esther Kroezen
39 De Canon van Rop Berlage in Usquert
43 Buitenblik Dorothee van Kammen
50 Weerwerk Lisa Calmer
54 Van Gerwen denkt door Kunst, goed leven en internet
58 Beeldreportage Aimee de Jongh
61 De stagiair(e) Sylvain Houben
62 Achter de schermen
64 Cultuurbarbaar
66 Lidstaat & Helpdesk VLS/VONKC
67 Colofon

Leerkracht van betekenis

Kunstonderwijs op de basisschool

Auteurs: Suzanne Zandstra & Michel Hogenes | Beeld: Meester van de toekomst Leerling groep 7 Hilversumse Schoolvereniging. Linosnede 12 x 18 cm

Er ligt veel op het bordje van de groepsleerkracht, waaronder ook het geven van betekenisvol kunstonderwijs. Suzanne Zandstra (2022) deed onderzoek naar wat leerkrachten nodig hebben om dit te kunnen doen. Zij zijn namelijk degenen die leerlingen dat betekenisvolle kunstonderwijs moeten geven waar ze recht op hebben.

De plek waar alle kinderen, ongeacht hun culturele of sociaaleconomische achtergrond terecht komen, is het funderend onderwijs, dat wil zeggen het basis- en voortgezet onderwijs. En om al die kinderen te bereiken zouden alle kunstdisciplines daar op een goede manier moeten worden aangeboden.

Slimme manieren zoeken
In de basisschool worden de kunstdisciplines door verschillende professionals gegeven. Er is de groepsleerkracht, opgeleid aan een pabo,  de vakspecialist, dat wil zeggen een groepsleerkracht die een post-hbo-opleiding ‘vakspecialist’ in een van de kunstdisciplines heeft gevolgd op de pabo, en de vakleerkracht, dat wil zeggen een kunstdocent die een hbo-kunstvakopleiding in een kunstdiscipline heeft gevolgd. In alle gevallen gaat het om professionals die kritisch moeten nadenken over de invulling van kunstonderwijs.

Op een kwart van de basisscholen in Nederland geeft een vakleerkracht les (Inspectie van het Onderwijs, 2017). Uit dezelfde rapportage blijkt dat op 8,3% van de scholen een vakleerkracht muziek werkzaam is. Scholen besteden gemiddeld de meeste tijd aan beeldende activiteiten, namelijk 65 minuten, gevolgd door muziek (31 minuten) en drama (17 minuten).
Er is echter een grote variatie tussen scholen te zien. Leerkrachten en schoolleiders lopen bij de wens om meer kunstonderwijs te verzorgen tegen het probleem aan dat méér niet altijd mogelijk is.
Veel kwesties die in de maatschappij spelen, worden op het bordje van het onderwijs gelegd. Het is daarom van belang te kijken hoe we niet alleen meer kunstonderwijs in de klas kunnen realiseren, maar ook hoe we de kunstdisciplines op een slimmere manier een plaats kunnen geven.
Een voorbeeld daarvan is de – al langere – aandacht voor samenhang tussen de kunstdisciplines en andere vak- en vormingsgebieden (zie o.a. Gresnigt, 2021). Door vak- en vormingsgebieden in samenhang aan te bieden, ontstaan onderwijseenheden die betekenisvoller voor kinderen zouden zijn dan losse, opzichzelfstaande lessen en activiteiten.
Van Sprang (2021) voerde een onderzoek uit naar de meerwaarde van het in samenhang aanbieden van wereldoriëntatie en theaterlessen; de uitkomst was veelbelovend. De theaterlessen waren een vorm van ‘creative meaning making’, met als doel kinderen meer grip te laten krijgen op de aangeboden lesstof voor het domein wereldoriëntatie. Op deze manier konden de kinderen een eigen betekenis geven aan de lesstof en zich er toe verhouden, in plaats van louter kennis tot zich te nemen.

Onderzoek De kunst afkijken
Volgens de onderwijsinspectie zijn het de groepsleerkrachten die de dragers zijn van de kunstdisciplines op de basisschool (Inspectie van het Onderwijs, 2017). Dit betekent dat pabo’s ervoor moeten zorgen dat hun studenten bij het afronden van de opleiding startbekwaam zijn om betekenisvol (kunst)onderwijs te kunnen verzorgen.
Toch voelen niet alle leerkrachten zich even competent als het gaat om het geven van kunstzinnige oriëntatie, het domein binnen de kerndoelen waar alle kunstdisciplines onder vallen (Hagenaars, 2020; Van Meerkerk, 2022).

Om het onderwijs in de kunstdisciplines op de pabo van De Haagse Hogeschool te verbeteren, startte Suzanne Zandstra het onderzoek De kunst afkijken. Aan de hand van focusgroepgesprekken (door een gespreksleider gestructureerde groepsdiscussies die beogen de onderzoeker inzicht te geven in de ervaringen, opvattingen en preferenties van de deelnemende respondenten over een specifieke vraagstelling, red.) onderzocht zij de vraag welke competenties startende leerkrachten moeten verwerven om op betekenisvolle wijze kunstzinnige oriëntatie vorm te geven in de middenbouw van grootstedelijke basisscholen. De gesprekken werden gehouden met pabostudenten, pabodocenten en leerkrachten uit het basisonderwijs (tevens stagebegeleiders van de studenten).

Lees het hele artikel in Kunstzone #6.

Wie ben jij als docent?

Auteur: Ellen van der Aart | Beeld: Anke Zijlstra. Zelfportret in Dans Scheldekaai Antwerpen

Meer inzicht in jezelf als docent kan ertoe bijdragen dat de ander in de lesomgeving beter weet waarvoor hij bij jou terecht kan. Professionele zelfreflectie geeft inzicht in het eigen handelen, in waarom en hoe je lesgeeft. In mijn onderzoek De Binnenwereld bekeek ik veelgebruikte zelfreflectiemethoden en onderzocht ik de kracht van kunst maken in het proces van zelfreflectie.

Zelfreflectie is een manier om te leren van opgedane ervaringen, nieuwe inzichten te ontdekken en te komen tot effectiever gedrag (Korthagen, 2019). Via zelfreflectie bekijken we situaties uit het verleden, analyseren we ons handelen en bepalen we toekomstig handelen. Het is, in de alom bekende methoden, voornamelijk een activiteit van het hoofd; een proces waarin we met woorden die we al kennen, betekenis geven aan een situatie die we al kennen.
Zo blijven we op vertrouwd terrein. Dat voelt comfortabel, maar ontneemt ook ruimte om daadwerkelijk tot nieuwe inzichten te komen die toekomstig handelen kunnen bepalen. Bestaande zelfreflectiemethoden laten onbewuste denkprocessen maar weinig aan bod komen. Terwijl deze juist essentieel zijn in het verkrijgen van nieuwe inzichten, zo blijkt uit literatuur. Het onbewuste denken laat ons originelere invalshoeken bedenken en dieper graven (Dijksterhuis, 2021).

Als kunsteducator en maker ken ik de kracht van kunst. Het verruimt ons blikveld en biedt ruimte aan ons onbewuste denken. Mede door de inzichten in mijn onderzoek ben ik van mening dat zelfreflectie op het professionele handelen anders en beter kan. Ik neem je graag mee in het onderzoek dat ik bij de master Kunsteducatie van Fontys deed en de zelfreflectiemethode die ik ontwikkelde. Maar eerst sta ik stil bij docentschap en de rol van eigenheid.

Eigenheid
Docentschap draait voor mij om de dialoog met de leerling, leren kijken vanuit andere perspectieven en een verbinding creëren. Eigenheid is voor mij in docentschap essentieel. Met eigenheid bedoel ik datgene dat zichtbaar is in alles wat we laten zien aan anderen, een altijd aanwezige kern. Want wie je bent als persoon doet er toe in de klas. Het gaat er namelijk voor de klas niet alleen om wat je vertelt, maar ook hoe je het vertelt en waarom. Het leraarschap is ‘nooit [een] neutrale aangelegenheid’ (Kelchtermans, 2012, p. 9). Leraren dragen vanuit vakmanschap en eigenheid bij aan de algehele educatieve ontwikkeling van de leerling, zoals Kelchtermans stelt.
Wanneer je als docent jezelf wil (blijven) ontwikkelen is focus op eigenheid legitiem en relevant. Docenten zijn bij uitstek reflectieve professionals. Zij zien in de lespraktijk het effect van het eigen handelen en geven via interactie in de klas daaraan vorm. Reflecteren op het professionele handelen is één van de zeven competenties van de leraar (Wij Leren, z.d.).

Twijfels
Bestaande, veelgebruikte reflectiemethoden worden niet altijd omarmd omdat docenten twijfelen aan de meerwaarde van de uitkomsten, zo laat onderzoek van Auckland University zien (Haigh, 2000). Docenten gebruiken vaak dezelfde methode(n), waardoor er ingesleten patronen ontstaan en een frisse blik uitblijft. Persoonlijke gedachten uitspreken ligt ook gevoelig, wanneer deze een-op-een gedeeld worden met anderen (Haigh, 2000).
Over de meerwaarde en effectiviteit van reflecteren is weinig gepubliceerd. Wél is het een onderwerp dat onderwijskundigen en psychologen bezighoudt. Zij uiten twijfels over de effectiviteit van het puur mentale, rationele reflecteren. Er is nood aan alternatieve aanpakken (Korthagen, 2021) en er liggen kansen om niet-talige elementen toe te voegen (Luken, 2015). Ze leggen de vinger voor mij op de zere plek.


Kim den Dulk. Zelfportret in voorwerpen

Lees het hele artikel in Kunstzone #6.

Samenwerken met je idool

Auteur: Ingrid Cornelissen | Heb je mijn zusje gezien? Foto Bjorn Frins

Regisseur Lieke Benders (theatergroep Hoge Fronten) was als kind al fan van de boeken van Joke van Leeuwen. Ze bewerkte het prentenboek Heb je mijn zusje gezien? tot een theatervoorstelling voor de allerkleinsten (2,5+) en vroeg de schrijfster om mee te spelen in de voorstelling. In een gesprek met beide kunstenaars wordt het maakproces kort onder de loep genomen.

‘Van mijn zakgeld kocht ik Deesje‘, vertelt Benders, ‘en daarna las ik bijna al haar boeken.’ De waardering voor elkaars werk is wederzijds en de twee werkten al vaker – succesvol – samen. Ook van niet wiet, wel nel, Van Leeuwens boekje voor beginnende lezers, maakte Benders een theaterbewerking. Toen ze de schrijfster vroeg om mee te spelen in de voorstelling Heb je mijn zusje gezien?, stemde Van Leeuwen daar direct mee in. ‘Ik had al eerder gezien dat Lieke in staat was om van een dun boekje een voorstelling te maken en toch dicht bij de kern te blijven.’
In Heb je mijn zusje gezien? gaat een kind op zoek naar haar zusje en komt allerlei vreemde personages tegen. Het boek bestaat uit zeven prenten met eenvoudige, zich herhalende, zinnen. Hoe maak je daar theater van?

Meteen een goede tekst
Benders stelde een veelzijdig team samen, waar Van Leeuwen onderdeel van uit maakte. Uiteraard was ze zenuwachtig om haar te regisseren, al was het maar om de enorme staat van dienst van de schrijfster. Gaandeweg verdween dat gevoel.
De tekeningen in het boek inspireerden Benders en ze nodigde Van Leeuwen uit om nieuw materiaal te schrijven. Liedjes en versjes over kleuren bijvoorbeeld, en over hoe handig het is om zakken te hebben.
‘Joke is waanzinnig. Ze komt met een tekst en dat is bam, meteen goed. Ze schrijft het perfecte materiaal.’ Al spelenderwijs makend kwamen zowel vorm als inhoud tot stand. Gaandeweg werd ook de structuur van de voorstelling duidelijk: elke tekening werd een scène. Benders koos voor basale materialen zoals karton en eenvoudige instrumenten als een neusfluit. Op die manier bleef ze dicht bij het boek.

Van Leeuwen is weliswaar een performer, maar geen actrice. Ze heeft wel ‘podiumpresence’. Benders liet haar dan ook geen rol spelen, maar zichzelf. ‘Als een soort vertellende en musicerende tekenaar schetst Van Leeuwen de grote lijnen waartegen het verhaal zich afspeelt’ (uit: Theaterkrant 21 juni 2021). De samenwerking resulteerde in een kleurrijke voorstelling die peuters en kleuters vanaf het eerste moment betovert (zie: www.hogefronten.nl).

Onderzoekend in de onderwijspraktijk

Auteur: Mirelle Kloosterman | Beeld: L.A. Raeven Annelies, looking for completion (2018). Robot Love, Campina melkfabriek Eindhoven, VICE Still YouTube.

‘Ik vind het belangrijk dat een activiteit je verrast. Vooral als deze te maken heeft met out of the box denken. Als je verrast wordt, kijk je er meer open tegenaan. Je weet immers niet wat je te wachten staat.’

Met deze uitspraak reageerde een leerling uit vwo-5 op een van de interventies die ik deed in het kader van mijn masteronderzoek. Aanleiding voor deze interventie en mijn onderzoek was dat ik tijdens mijn lessen kunst (algemeen), beeldende vorming en CKV constateerde dat leerlingen moeite hebben met onderzoek doen en met de houding die dat van hen vraagt.

Veilige vragen
Leerlingen kiezen vaak bekende thema’s en stellen ‘veilige’ vragen waar ze relatief makkelijk een antwoord op kunnen krijgen. Collega’s herkenden deze, zo op het oog, weinig onderzoekende en nieuwsgierige houding bij hun leerlingen. Bij mij ontstond de vraag hoe ik als docent een context kan bieden die leerlingen tot een meer open en onderzoekende houding uitdaagt. Een houding die eraan bijdraagt dat ze meer vragen stellen, hun oordeel uitstellen en het lef hebben om zich ergens in te verdiepen. In mijn onderzoeksvraag ‘Welke pedagogisch-didactische strategieën kunnen worden ingezet om een onderzoekende houding van leerlingen in leer- en maakprocessen te stimuleren’ stelde ik het handelen van de docent als ontwerper van het onderwijs centraal.

Denken in vragen
Het onderzoek is uitgevoerd als een participatief actieonderzoek, met collega’s en leerlingen van RSG Ter Apel. Het onderzoek bestond uit drie lijnen, met elk een onderzoeksgroep. De eerste groep bestond uit leerlingen vwo-5 die deelnamen aan het project ArtSciences. Samen met mijn collega van biologie heb ik bij dit project gekozen voor het controversiële onderwerp klonen, omdat er in het reguliere curriculum biologie én beeldend weinig aandacht voor is. Het werk Annelies, looking for completion (2018) van het kunstenaarsduo L.A. Raeven diende als voorbeeld. Dit werk bood voldoende mogelijkheden om klonen vanuit beide vakken te benaderen én om het medisch-ethische debat hierover te voeren.
We onderzochten welke strategieën we konden hanteren om een onderzoekende houding bij leerlingen te stimuleren. In eerste instantie stelden wij de vragen, trokken ons langzaamaan terug en lieten leerlingen elkaar bevragen. In die fase gaven we geen antwoorden. We stelden wedervragen, waardoor het onderzoekende denkproces bij de deelnemers van de onderzoeksgroep bleef. Wanneer je als docent ook niet de antwoorden hebt, ga je meer mee in het proces van onderzoeken, zo bleek tijdens het onderzoek.

We stelden vast dat als een docent aspecten van een onderzoekende houding laat zien dat leerlingen stimuleert om het voorbeeld te volgen. Nieuwsgierig zijn en vragen stellen geven aan het proces een belangrijke impuls. Leerlingen voelden zich uitgedaagd omdat ze werkten met een voor hen verrassend voorbeeld. Ze kregen vooraf geen informatie over het kunstwerk. Door vragen te stellen in plaats van in antwoorden te denken, bleken ze in staat hun oordeel uit te stellen en konden ze vanuit meerdere perspectieven het werk bekijken.

Een andere uitkomst was het inzicht dat structuur bieden iets anders is dan instructies geven. Leerlingen hadden behoefte aan het benoemen van concrete fasen in het onderzoek. Zonder dit overzicht voelden enkele leerlingen zich geremd in hun onderzoekende houding. Het door ons ontwikkelde stappenplan ervaarden de leerlingen echter als te concreet met onvoldoende ruimte voor eigen keuzes. Voor leerlingen betekent een duidelijk kader scheppen dat docenten hun verwachtingen ten aanzien van de leerlingen en mogelijke obstakels met hen bespreken.

Lees het hele artikel in Kunstzone #6.

Column | Van Gerwen denkt door

Kunst, goed leven en internet

Auteur: Rob van Gerwen | Illustratie: Lennie Steenbeek

Het algoritme van Spotify verwatert de smaak. Ik denk dat Spotify dat laat gebeuren omdat ze niets verdienen zodra de muziek stilvalt, bijvoorbeeld als er een CD is afgelopen. En omdat de muziek daarom altijd moet spelen, komen er ‘aanbevelingen’ na een CD.

Het zijn die aanbevelingen van Spotify die de smaak ondergraven; de scherpe kantjes worden van de muziek afgeslepen, waardoor je uiteindelijk van de muziek moet gaan houden waar iedereen al van houdt. Zo wordt ons afgeleerd om te proberen onze eigen smaak te verbeteren, en gaan we meer en meer meedeinen met een soort geluidsbehang.

Dit is geen esthetische keuze van Spotify. Ze laten ons niet om onzentwillen naar zoveel mogelijk soorten muziek luisteren, maar willen, letterlijk, centen verdienen aan ieder nummer dat afgespeeld wordt. Het is een commerciële keuze, maar ze heeft grote esthetische gevolgen: de teloorgang van de smaak.

Net zo heeft de gegevensdiefstal van platforms als Facebook — die zich uitbetaalt dankzij welgemikte advertenties — grote morele gevolgen. De platforms oogsten onze muiskliks en delen mensen in typen in omwille van die advertenties. Wij worden daarna via die advertenties en de bijbehorende filterbellen als die typen bejegend.

Maar dit is gewoon discriminatie, iemand niet als een persoon zien maar als een exemplaar van een type — zwarte, bejaarde, man, hetero, non-binair. En wat zo’n pijn doet wanneer we ons gediscrimineerd voelen, is dat een of ander systeem ons beschouwt als een exemplaar van een type en we hier geen verweer tegen hebben omdat we ook zelf een rol in dat systeem spelen.

Om iemand als een persoon te kunnen zien, moet je diens subtielste psychologische en morele eigenschappen opmerken. Narratieve kunstwerken, vooral romans en films, maken ons hier gevoelig voor door de relevante details te tonen van de handelingen, gedachten en gevoelens van een personage, inclusief de ervaringen die deze met andere personages deelt.

Maar er bestaan ook slechte narratieve kunstwerken, sentimentele films bijvoorbeeld, die genoegen nemen met platte personages, waardoor we juist niet die persoonlijke details te zien krijgen, terwijl de goede films ons de personages wel als personen leren erkennen. Om in de kunst het kaf van het koren te scheiden heb je evenwel je smaak nodig.

Kortom, wat onze smaak afvlakt, zoals Spotify, ondergraaft het menselijk project om goed te leven — te leven zonder anderen te discrimineren. Voortdurend staat zo op internet de mens onder druk, maar dus ook de kunst.

Muziekdocent 2022

Tineke van Dijk

Auteur: Mariska van der Vaart | Beeld: Leerlingoptreden bij bekendmaking Muziekdocent van het Jaar. https://vls-muziekdocenten.nl/.

Het Ichthus College in Veenendaal heeft het getroffen met muziekdocent Tineke van Dijk. In juni werd ze muziekdocent van het jaar 2022. De vorige winnaar Petra Smit (Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert), reikte de prijs uit.
De verkiezing van de Muziekdocent van het Jaar is een initiatief van Buma Cultuur & Buma Music Academy (BMA) in samenwerking met VLS.

Tineke: ‘Het is een wam bad. Meteen na de nominatie kreeg ik zoveel complimenten! Volgens de leerlingen moest ik muziekdocent van het jaar worden omdat ze het zo leuk hebben bij het vak muziek, ze genieten ervan. Toen ik gekozen was gaf de school een enorm groot feest in de aula, met al mijn leerlingen.’

Funfactor
Tineke vertelt dat ze hard heeft moeten werken om te komen waar ze nu is. Onderwijs kan ploeteren zijn en niet iedereen ziet het vak muziek als interessant of nodig. Ze is positief ingesteld, altijd op zoek naar manieren om iets wél te laten lukken. De funfactor is belangrijk.
‘De eerste ervaring moet positief zijn, we moeten eerst plezier hebben in de les en in de muziek. Pas daarna kun je je doelen halen. Ik geniet van het lesgeven en dat merken leerlingen. Ik ben altijd bezig om materiaal te vinden dat leerlingen interessant of leuk vinden; ik kijk naar TikTok, YouTube, zoek methodes en steeds andere inspiratiebronnen.’

Tineke: ‘Muziek is een vak waarin leerlingen uit kunnen blazen, hun stress kwijt kunnen door samen muziek te maken. Bij muziek is er altijd iets dat je kunt, op je eigen niveau. Je kunt iedere leerling stimuleren. Het mooiste van mijn vak vind ik dat je in je les een leerling kunt laten stralen. ‘Met het vak muziek kan ik ook op emotioneel vlak iets voor hen betekenen. Er gebeurt veel in de pubertijd. Ik vind het mooi dat ik als volwassene een stukje met de leerlingen mee mag lopen. Ik probeer ervoor te zorgen dat zij zich goed voelen, dat ze een blij hart hebben gekregen door de muziekles. Soms hebben leerlingen iets anders nodig dan ik had voorbereid, dan buig ik mijn les om.’

Ademruimte
Ze benadrukt: ‘Ademruimte in het vak muziek is echt heel erg nodig. Het proces en samen muziek maken is belangrijker dan de cijfers. Er moet meer tijd en ruimte zijn om muziek te maken, samen zingen is bijvoorbeeld sociaal verbindend. Er wordt teveel beknibbeld op het muziekonderwijs. Er zou meer tijd moeten zijn voor het vak.’

‘De master gaf mij zelfvertrouwen’

Auteur: Lisa van Bennekom | Foto: Lisa van Bennekom

Rond het tienjarig bestaan van de master Kunsteducatie interviewde ik Soesja Pijlman, alumna van de master Kunsteducatie (Codarts Rotterdam) voor een jubileumuitgave. Nu de opleiding vijftien jaar bestaat, blikken we terug. Welke ontwikkeling heeft Soesja doorgemaakt? En welke rol speelde het volgen van de master Kunsteducatie daarbij?

Toen we elkaar vijf jaar geleden spraken, werkte je bij de opleiding Codarts Circus Arts als coördinator van de theoretische afstudeerprojecten en de vooropleiding, en was je betrokken bij het programma Mentoren op Zuid. Wat doe je nu?
‘Ik werk nog steeds voor Codarts Circus Arts en geef daarnaast lessen acrobatiek aan één van de DAMU-scholen, de Havo/vwo voor Muziek en Dans in Rotterdam. Ik ben gestopt bij het programma Mentoren op Zuid, en werk als projectleider Cultuurparticipatie bij Kunstgebouw, de provinciale organisatie voor cultuuronderwijs en -participatie in Zuid-Holland. Ik had de behoefte om meer in de breedte met kunst en cultuur bezig te zijn. De circuswereld is klein en vanuit deze functie is mijn impact groter. Ik vind het belangrijk dat iedereen de mogelijkheid heeft om met kunst en cultuur in aanraking te komen, om zijn of haar talent te ontdekken.’

Heeft het volgen van de master invloed gehad op deze nieuwe stappen?
‘Ja, de master Kunsteducatie heeft zeker invloed daarop gehad. Ik ben er zelfs van overtuigd dat ik de baan als projectleider bij Kunstgebouw niet had gekregen zonder de kennis, inzichten en vaardigheden die ik verwierf tijdens de master. De opleiding leerde me breder denken over kunst en cultuur en heeft me ook meer zelfvertrouwen gegeven. Tijdens de master leer je verbanden leggen en samenwerken met mensen uit andere domeinen. Die ervaring gebruik ik nog steeds. Ook raak ik niet in paniek van de beleidsmatige kant van dit werk. Ik voel me een vertaler tussen beleid en de mensen in de praktijk. Natuurlijk weet ik inmiddels een stuk meer dan toen ik mijn diploma behaalde, maar dat komt ook omdat ik leerde om vragen te blijven stellen. De tools om kennis te vergaren heb ik daar opgedaan.’

Je vertelde vijf jaar gelden dat je in de toekomst de gaten in de ketenverbinding van jeugdcircus tot hbo wilde dichten. Hoe staat het daarmee?
‘Daar ben ik nog steeds mee bezig en ik zal niet rusten voor dat gelukt is! Ik heb gesproken met het ministerie van OCW over het toelaten van het voortraject Circus in de DAMU-regeling. Op dit moment is acrobatiek alleen nog een onderdeel van het voortraject Dans. Helaas wil het ministerie de evaluatie van die regeling in 2024 afwachten. Voor de levendigheid van de circuswereld zou het goed zijn als er een specifiek voortraject komt voor de hbo-opleiding tot circusartiest omdat ik zie hoe jongeren in Nederland worstelen om hun circuscarrière handen en voeten te geven. Het zijn nu vooral buitenlandse studenten die hier komen studeren. De kans dat Nederlandse studenten hier blijven werken of gaan lesgeven is natuurlijk veel groter.’

Je wilde destijds zelf geen nieuw circustheater maken omdat je niet nóg een matige voorstelling aan het bestaande repertoire wilde toevoegen. Heb je nog een voorstelling gemaakt?
‘Nee, ik heb geen voorstelling meer gemaakt omdat ik tot het inzicht ben gekomen dat ik geen maker van circustheater ben. Ik sta op de barricade voor een voortraject waarin jongeren de kans krijgen om zich voor te bereiden op de hbo-opleiding tot circusartiest. Zelf hoef ik niet meer zo nodig op een podium te staan. Ik reflecteer graag op voorstellingen. Als je me op die manier voedt, ben ik in staat om veel terug te geven.’

Suzan Overmeer op werkbezoek in Aruba

In gesprek met de minister over muziekonderwijs 

Suzan overhandigt Kunstzone #5 aan Minister Thijsen. Foto: 24ora.com

Aruba, 3 oktober 2022

Suzan Overmeer, coördinator van de studie ‘Muziekonderwijs’aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bracht onlangs een beleefdheidsbezoek aan de plaatsvervangend minister dhr. Ady Thijsen.

Tijdens het gesprek vertelde Overmeer dat ze met Arubaanse student Shannon Bueno een werkbezoek heeft gebracht aan Aruba om de situatie van muziekdocenten te bekijken. Na ontmoetingen met verschillende mensen, werd er bevestigd dat er grote behoefte is aan muziekleraren in het muziekonderwijs op Aruba.

Vanuit het Koninklijk Conservatorium werd op Aruba een presentatie gegeven aan jongeren over een mogelijke toekomst als muziekdocent. Volgens Suzan Overmeer is het belangrijk om meer Arubaanse jongeren op te leiden tot muziekleraar.

Gemotiveerde muziekleraren die momenteel op Aruba lesgeven en een pedagogische achtergrond hebben, moeten ondersteund worden. Een manier om ondersteuning te bieden is volgens Overmeer via stages voor Koninklijk Conservatoriumstudenten. Momenteel zijn er twee derdejaars studenten die geïnteresseerd zijn in een kernstage op Aruba voor een lange periode. Overmeer vertelde minister Thijsen dat zij op zoek is naar financiering om de stage mogelijk te maken.

De minister gaf aan hoe belangrijk het is dat er belangstelling is voor muziekonderwijs op scholen in Aruba vanuit het Koninklijk Conservatorium en staat positief tegenover een uitwisseling binnen de wereld van Arubaanse muziek, zoals de Arubaanse volksmuziek. Thijsen wees Overmeer op de mogelijkheden van het Europese fondsen, zoals de OCTA van de Europese Unie, om financieel bij te dragen aan dit project.

Tot slot bedankte Suzan Overmeer minister Thijsen voor het prettige gesprek en overhandigde hem een exemplaar van Kunstzone, een tijdschrift over kunst en cultuur in het onderwijs, waarvan de 5e editie is gewijd aan kunstonderwijs in Caribisch Nederland.

Dit artikel is vertaald vanuit het Papiaments. Het originele artikel is te lezen via: https://24ora.com/suzan-overmeer-di-koninklijk-conservatorium-a-bishita-minister-plenipotenciario-suplente/.

Samen komen we er wel uit

Wat vinden pabo- en Docent Muziekstudenten van hun onderlinge samenwerking?

Auteur: Suzan Overmeer | Illustratie: Roland Conté

Op veel plaatsen in het land werken studenten van Docent Muziek-opleidingen en pabo’s samen. Soms gaat het om een eenmalige ontmoeting en is het doel om kennis te maken en inspiratie op te doen. Er zijn er ook die verder gaan; studenten coachen elkaar en geven feedback op elkaars lesvoorbereiding en lessen.

Op 7 oktober 2020 tekenden alle conservatoria en pabo’s het MuziekopleidersAkkoord, een initiatief van de organisatie Méér Muziek in de Klas. Een van de speerpunten in het akkoord is de samenwerking tussen studenten van de beide opleidingen. In de aanloop naar het akkoord waren overigens op diverse plaatsen al gezamenlijke projecten gestart.
In 2021 startte een kernteam Stagebegeleiding met daarin muziekdocenten en coördinatoren van zowel pabo’s als Docent Muziek-opleidingen. Het team organiseerde allereerst een aantal landelijke ontmoetingen voor beide type opleidingen om kennis over dit onderwerp te delen en te ontwikkelen.

Onderzoek
Wat levert de samenwerking tussen studenten nu precies op? Het is voor de hand liggend om te denken dat conservatorium-studenten pedagogische en didactische vaardigheden van een pabo-student kunnen leren.
En op zijn beurt leert de pabo-student dan muzikale vaardigheden van een Docent Muziek-student. Maar hoe denken studenten daar zelf over? Het kernteam Stagebegeleiding doet in het voorjaar van 2022 een klein onderzoek naar verwachtingen en ervaringen van studenten. Vooruitlopend op de resultaten van dit onderzoek laten we in dit artikel enkele studenten aan het woord.

Coachende rol
Jesse Stoffer is tweedejaars student aan de opleiding Docent Muziek van het conservatorium ArtEZ in Zwolle. Hij werkte samen met studenten van pabo NHL Stenden. Die bestond uit een online intervisietraject en Jesse was de coach van een groepje van vijf pabo-studenten.
Jesse: ‘Eerst stuurden de pabo-studenten hun lesvoorbereidingen op. Ik gaf dan feedback via de mail. Daarna gaven ze de lessen in hun stage, daar maakten ze filmopnames van. Ik bekeek die filmpjes en besprak mijn bevindingen met hen via Teams.’ Jesse vertelt dat hij geen speciale verwachtingen over de samenwerking had. ‘Ik ging er blanco in. Ik was even bang dat ze niet zo gemotiveerd zouden zijn om muziekles te geven, maar dat viel harstikke mee.’

Jesse relativeert zijn coachende rol enigszins: ‘We leerden echt van elkaar en hielpen elkaar. Ik haalde veel inspiratie voor mijn eigen lessen uit de voorbereidingen van de pabo-studenten. Een student had bijvoorbeeld een les over regengeluiden gemaakt, heel leuk en ook heel muzikaal.’
Jesse kon hen goed ondersteunen bij muzikale aspecten: ‘Een van hen gaf een ritme-les. Zij deed het ritme voor en na, en legde dan de boel weer stil. Ik vond het belangrijk dat de puls bleef doorgaan, zodat de leerlingen voelden hoe ritme en puls samengaan en de les muzikaal bleef.’

Meer inzicht in muziekmethodiek
Anika Jorritsma zit in haar vierde jaar op de pabo NHL Stenden in Leeuwarden. Ze kreeg ondersteuning van een conservatoriumstudent gekregen bij haar onderzoek naar het gebruik van muziekinstrumenten door kleuters. Die begeleidde haar bij de muzieklessen: ‘Het was erg leuk om samen te werken met studenten van het conservatorium, maar we zaten beiden op hetzelfde niveau van de opleiding en daarom heb ik niet veel geleerd. We lopen op de pabo natuurlijk al vier jaar stage in het basisonderwijs en moeten de studenten van het conservatorium erg helpen met dingen als klassenmanagement. Dat is best lastig in een situatie waarin zij ons moeten begeleiden. Maar de liedjes die een student ons heeft geleerd, gebruik ik nog steeds in mijn lessen.’

Femke Benjamins en Johan Pilat, beiden vierdejaars van de pabo NHL Stenden, hebben vooral positieve ervaringen met het intervisietraject dat ze hadden met een student van ArtEZ. Femke: “Op de pabo leer je om muziek `volgens het boekje’ te geven. Je leert een lied uit Eigenwijs volgens voorgeschreven stappen. De student van het conservatorium gaf ons veel meer input op het gebied van muziekmethodiek. Ook kregen we bruikbare aanwijzingen over houding en stemgebruik. De kwaliteit van mijn muziekles is echt verbeterd.’ Johan: ‘Voor mij is muziek belangrijk. Ik heb zelf allerlei muziekdiploma’s en heb de vakspecialisatie muziek en de minor gedaan. Als je dat niet doet is het muziekonderwijs op de pabo echt heel beperkt. De samenwerking met de conservatoriumstudent heeft bij mij tot nog meer inzichten geleid.’

Meer leren over niveau en vakkenintegratie
Omgekeerd is de vraag wat een conservatorium-student kan leren van een pabo-student. Femke: ‘Ik denk dat wij hen meer kunnen leren over de praktijk op school en over de integratie met andere vakken. Ook weten we meer over de niveauverschillen binnen een klas. Een muziek-student denkt misschien: ‘deze liedjes zijn geschikt voor groep 3,’ maar het niveau van leerlingen onderling kan enorm verschillen, bijvoorbeeld in taal. Sommige liedjes zijn dan helemaal niet meer zo geschikt.’

Femke had in jaar 1 al willen beginnen met de samenwerking. ‘Ik hoop echt dat er meer muziekonderwijs op de pabo komt. De samenwerking heeft mij enorm geholpen in mijn zelfvertrouwen. Ik denk nu niet meer na over of die noot nou helemaal goed was of niet’, dat is geen ramp.’
Ook voor conservatorium-student Jesse was het project geslaagd.
‘Het was goed geregeld en voor mij heel leerzaam. Ik kreeg als feedback dat de vijf pabo-studenten blij waren met de coaching. Die rol was voor mij even wennen. Soms wist ik het perfecte antwoord ook niet, maar samen kwamen we er wel uit.’

On The Movie

Over de post-hbo-leergang filmeducatie

Auteur: Vincent Hodde | Foto: Studenten tijdens Breitner themaweek Fluid Fragments, 2020

(Kunst)docenten hebben steeds meer behoefte om film in hun lespraktijk te brengen. Gelukkig groeit het (na)scholingsaanbod op dit gebied. Sinds dit schooljaar kunnen docenten uit het po, vo en mbo de opleiding On The Movie volgen, waarin je alles leert over filmtaal, filmmaken en doceren. Coördinatoren Meldrid Ibrahim en Wypke Jannette Walen vertellen er graag over.

In de post-hbo-leergang filmeducatie bundelen de Breitner Academie, het Netwerk Filmeducatie en de Nederlandse Filmacademie hun krachten om bekwame filmdocenten op te leiden. Het programma van de opleiding is ambitieus te noemen. In vier modules van zeven weken leren de deelnemers om films te analyseren en te maken. Ook ontwikkelen ze filmopdrachten voor hun eigen klas. En dat allemaal naast hun baan als docent. Gelukkig hebben Ibrahim en Walen ervaring met deeltijdstudenten die een dag naar de academie gaan en daarnaast een druk leven hebben: ‘Daar hebben we expliciet rekening mee gehouden in het programma.’ De naam van de opleiding is een woordspeling die hier mede betekenis aan geeft: docenten die in beweging zijn, een reis afleggen.

Randvoorwaarden
Ibrahim en Walen verzorgen als coördinator vooral de randvoorwaarden: ‘Wij bieden met de gastdocenten de inhoud van deze opleiding, maar kunnen niet differentiëren op de vele verschillende doelgroepen waar de deelnemende docenten les aan geven.’ Elke deelnemer neemt zelf verantwoordelijkheid: men kiest eigen focus in het programma en maakt direct de vertaalslag naar de klas. De visie van de coördinatoren is namelijk dat je meteen in de klas moet uittesten. ‘Dat is echt iets waar we voor staan: dat je doet! En daar dan slim in wordt. En niet direct naar perfectie streeft, maar ontdekkend te werk gaat en daarin een voorbeeld bent voor je leerlingen.’

De opleiding is bedoeld voor leraren die actief met filmeducatie aan de slag willen. Op basis van ervaringen met de nascholingsmodule filmeducatie die ze verzorgde, weet Ibrahim dat deelnemers op een activerende manier willen beginnen: hoe sneller ze zelf filmopdrachten in hun klas kunnen geven, hoe beter. Bij de eerste nascholingsmodule in 2020 constateerde ze dat de didactiek eigenlijk te laat kwam. De tweede nascholingsmodule startte daarom direct met Wicked Film Assignments (Heijnen & Bremmer, 2020) waarmee deelnemers opdrachten formuleerden en testten.

Ibrahim en Walen willen de deelnemers vooral inspireren zodat zij als een expert filmeducatie in de goede taal en vorm kunnen gieten voor hun eigen leerlingen. De docenten kennen hun doelgroep het best en zijn didactisch heel ervaren. ‘Wat ze bij ons halen zijn nieuwe inzichten en materiaal om mee te experimenteren in hun klas.’
Kenmerk van een docentenopleiding is dat de deelnemers in de rol van hun leerlingen zitten: ‘Wat ze bij ons doen, is wat ze hun leerlingen laten doen’ – eerst ervaren ze het uitvoeren van een filmopdracht en vervolgens nemen ze het stokje over.

Authentieke educatie
De opleiding is gebaseerd op het model van authentieke kunsteducatie (Heijnen, 2015) waar de Breitner Academie echt voor staat. Binnen dit model is het de norm dat de relatie met professionele kunst, de maatschappij en de belevingswereld van leerlingen altijd verankerd is in de lessen. Volgens Ibrahim en Walen wordt het voor een leerling interessant als het met hen te maken heeft: ‘Wat je als opdracht geeft moet relevant zijn voor leerlingen, in plaats van dat het enkel een technische excercitie is.’ Dit model kenmerkt zich door de mate van vrijheid die de deelnemers hebben. Opdrachten zitten niet op slot en er is veel ruimte voor eigen inbreng om aansluiting te vinden bij de leefwereld van leerlingen.

Er is goed nagedacht over het programma. Ibrahim en Walen hebben aan het begin alle relevante leerlijnen en competentiesets bij elkaar gelegd. De vraag wat een filmdocent moet kunnen stond daarbij centraal: filmdocent als toeschouwer, als analyticus, als maker en als innovator/lesontwikkelaar. Desalniettemin zouden ze het programma idealiter elke week wel willen aanpassen. Walen: ‘Ik heb niet het gevoel dat we een in steen gebeiteld programma hebben. We doen steeds aanpassingen op basis van nieuwe inzichten. Het coole van zelf een programma bedenken is dat je het ook zelf kan aanpassen. We kunnen het voortdurend finetunen.’

Dagboek
Om het proces te bewaken is er een On The Movie journal voor de deelnemers. Hierin staan alle competenties en deelnemers worden  uitgenodigd hun ontwikkeling bij te houden. Ze staan stil bij hun lespraktijk, wensen en maakervaring. Daarbij staat wat zij als essentiële ontwikkeling willen doormaken centraal. Het journal helpt om de bevindingen makkelijker met elkaar te bespreken en elkaar te inspireren tijdens de intervisiemomenten. Op deze manier worden deelnemers extra gestimuleerd om er een waardevolle reis van te maken.

Praktische info over de opleiding: https://www.breitner.ahk.nl/opleidingen/bij-en-nascholing/post-hbo-leergang-filmeducatie/

Meer (na)scholing filmeducatie: https://filmeducatie.nl/scholing

Verboden toegankelijk

Fysieke inclusiviteit en musea

Auteurs: Astrid en Eveline van Dael | Beelden: Eveline van Dael

Deurproblemen: Hier heb ik vast gelegd hoe ontzettend groot deuren kunnen zijn en hoe je begeleider handen te kort komt.

Wanneer je aan inclusiviteit denkt, denk je al snel aan gender of afkomst. Maar de groep die snel vergeten wordt – en in iedere andere groep kan voorkomen – is die van mensen met een beperking.
De groep waar ik van de ene op de andere dag in terecht kwam.

In oktober 2020 raakte ik besmet met het coronavirus. Wat de meeste leeftijdsgenoten ervoeren als een verkoudheid, bleek voor mij anders; ik werd erg ziek en kon op een goede dag alleen met mijn rolstoel het huis uit. Die omslag in mijn leven leidde er – onder andere – toe, dat ik mijn ogen uitkeek waar het ging om de toegankelijkheid in musea.
Naar het museum gaan deed ik graag voordat ik ziek werd. Zelfs mijn studie stond in het teken van kunsteducatie. Museumbezoek in een rolstoel pakte echter anders uit dan ik verwachtte. Ondanks dat men erg zijn best doet, mijn bezoeken verliepen niet bepaald. En dat begon al bij de drempel.

Twerkende entree
Het is 2014. Rapper en zangeres Nicki Minaj dropt de monsterhit Anaconda. Nu, jaren later, word ik er bij het betreden van een willekeurige ruimte regelmatig aan herinnerd. Wij komen vaak al twerkend een museum binnen. Niet omdat we zo vrolijk zijn (dan dachten we wel aan Herman van Veen), maar omdat de deur niet automatisch opengaat. Bovendien is die vaak te zwaar om hem eenvoudigweg met één arm te openen. Je zult begrijpen dat je je dan niet erg welkom voelt. Vooral omdat je – uit ervaring inmiddels – weet dat dat pas het begin is.

Als het mij en mijn begeleider gelukt is om binnen te komen, valt ons op dat veel musea geen rekening houden met het perspectief van een bezoeker met een lager standpunt. Dat kan ik in mijn rolstoel zijn, maar ook een bezoeker met dwerggroei of een kind. Dat is dubbel vervelend. Het is confronterend om tegen jezelf, duidelijk zichtbaar in de weerspiegeling van het glas voor het kunstwerk, aan te kijken.
Ik ben dan misschien wel een work of art, maar een museumbezoek is voor mij ook een vorm van escapisme.

Het is gelukkig niet alleen maar kommer en kwel. Met name de oosterburen lijken zich iets bewuster te zijn van mentale en fysieke inclusiviteit. Het Kunstmuseum Bonn is hier een goed voorbeeld van.
Zo zijn daar, voor de rollers onder ons, gladde vloeren, ruime expositieruimtes en kunstwerken op prettige hoogtes. Voor de kleurenblinde bezoekers zijn er brillen te leen om hun kleurenblindheid te corrigeren. Helaas is ook Bonn niet helemaal barrièrevrij. De taalbarrière mag dan wel niet zorgen voor blauwe plekken, maar is alsnog wel behoorlijk lastig te nemen.

Musea kunnen meer en beter
Om deze nieuwe ervaringen te verwerken, besloot ik met mijn zus/begeleider een blog te gaan schrijven; Verboden Toegankelijk.
Daarin schrijf ik over de obstakels die ik tegenkom en hoe ik deze ervaar. Ik hoop er mensen mee te kunnen nemen in mijn wereld, herkenning te bieden en dit thema onder de aandacht te brengen. Wat ik ook duidelijk wil maken, is dat we nog een lange weg te gaan hebben op het gebied van toegankelijkheid. Je ziet dat musea echt hun best doen om iedereen van dienst te zijn, maar ze slaan de plank mis. Zijn de aanpassingen soms bedacht door mensen zonder beperking?
Ik weet nu als geen ander dat er veel dingen zijn waar je zonder beperking niet eens over na zou denken. Bijvoorbeeld die smalle lift, waar zowel een rolstoel als een begeleider in zouden moeten passen, of genoeg ruimte in de expositieruimte is om te kunnen keren in een rolstoel.

Het is gewoon jammer dat in deze tijd waarin inclusiviteit zo’n heet hangijzer is, musea niet lijken te willen kijken naar wat zij zelf beter kunnen doen. Het is fantastisch dat er steeds vaker een podium geschonken wordt aan niet-westerse culturen en al het andere dat ‘anders’ is. De vraag is alleen wat dat waard is, als niet iedereen deel kan nemen aan deze revolutie.

De stagiair(e)

Shannon Bueno

Auteur: Mariska van der Vaart | Foto: Ana Altuve

Shannon Bueno is tweedejaarsstudent Docent Muziek, Koninklijk Conservatorium Den Haag

Ik liep stage op basisschool Waalse Louise de Coligny in Den Haag en gaf met een medestudent les aan alle groepen. Het was een ontzettend leuke stageplek omdat de school kunst en muziek belangrijk vindt. Leerlingen komen ook met andere vormen van kunst in aanraking zoals beeldende kunst en theater.

Van Aruba naar Nederland
Om mijn studie te kunnen volgen en opgeleid te worden als muziekdocent, moest ik verhuizen van mijn geboorteland Aruba naar Nederland. Dit betekende veel verandering in mijn leven. Ik moest zoveel leren op verschillende gebieden, zoals voor mezelf zorgen, goed plannen, alles zelf regelen en voor mezelf opkomen. Ik moest wennen aan een nieuw land, een nieuwe cultuur en een nieuwe voertaal. Ook moest ik wennen aan het weer en de kou. Dat alles gecombineerd met een nieuwe studie. In het begin was dit echt heel moeilijk en stressvol, maar ik ben blij met wat er allemaal is uitgekomen. Als ik terugkijk ben ik ontzettend trots op wat ik heb kunnen bereiken tot nu toe, ik ben als persoon erg gegroeid.

In het onderwijs merk ik vooral verschil in hoe mondig de leerlingen en studenten in Nederland zijn. Op Aruba is dat minder.
In mijn eerste les stelde ik mezelf voor en leerde de leerlingen een liedje in het Papiamento. De leerlingen moesten ook raden waar ik vandaan kom. Eén jongen zei tot mijn verbazing: ‘Aruba!’ Dat vond ik heel grappig, want dat had ik niet verwacht. Hij bleek een Arubaanse moeder te hebben.

Inspirerend
Vanaf mijn vijftiende kreeg ik jazzzang in groepen, van Lenora Helm. Zij luisterde aandachtig, gaf zorgvuldige feedback en had daardoor veel invloed en resultaat. Iedereen kon iets leren. Mede door haar voel ik passie voor muziek. Zij is mijn bron van inspiratie, als muzikant en als docent.

Kinderen zijn de toekomst. Docenten hebben de verantwoordelijkheid om die toekomst te helpen vormen. Positief zijn, motiveren en gemeende complimenten geven heeft een grote invloed op een kind. Wat wij onze leerlingen leren, nemen zij mee. Het gaat niet alleen om ons vak, maar ook om wat we als mensen kunnen leren. Als we een goede  toekomst willen, moeten we zorgen dat we een positieve invloed hebben op onze leerlingen. Ik wil leerlingen meegeven dat ze altijd moeten blijven dromen en streven naar hun passie.

Over vijf jaar
Over vijf jaar zal ik nog steeds bezig zijn met muziek en zang. Misschien volg ik dan een master op het conservatorium. Als muziekdocent in het basisonderwijs of voortgezet onderwijs doe ik mijn uiterste best om mijn leerlingen te inspireren.