Buitenblik: Tom Lanoye

Auteur: Esther Schaareman | Foto: Arthur Los

‘Nederland was voor mij altijd het betere België’, zegt de Vlaamse schrijver Tom Lanoye – en draait de vraag naar wat Nederlanders kunnen leren van hun zuiderburen om. Als relatieve buitenstaander typeert hij Nederland als een miniatuur-Europa, dat zich ontwikkelde als culturele lappendeken met een sterke collectieve identiteit, waar literaire subgenres als het satirisch schotschrift en het badinerend essay konden ontstaan. Van Multatuli tot Grunberg, Lanoye keek er met bewondering naar. ‘Ivo van Hove, Josse De Pauw: mijn generatie theatermakers is groot geworden dankzij de Nederlandse subsidiestructuur, die gebaseerd is op inhoudelijke overwegingen van deskundigen in plaats van op de voorkeuren van politici, zoals lange tijd in Vlaanderen.’ Het internationale succes bleef ook voor Vlaamse gezelschappen en modehuizen niet uit, zodra de Vlaamse cultuursector het Nederlandse subsidiebestel ging imiteren.

‘Maar alles wat zo zorgvuldig is opgebouwd, zowel aan Nederlandse als aan Vlaamse zijde, zijn we aan het verliezen’, aldus een sombere Lanoye. Het afgelopen decennium heeft het neoliberalisme in Nederland een culturele kaalslag veroorzaakt. En een nieuw kunstendecreet politiseert Vlaanderen opnieuw: raden en besturen worden niet bevolkt door vakspecialisten, maar door lokale politici. Er is één groot verschil: Vlaamse politici hebben, eerder dan een marktopvatting, een nationalistisch-instrumentalistische visie. Kunst als middel om de Vlaamse identiteit te versterken en uit te dragen.

Lanoye prefereert het Vlaamse nationalistische instrumentalisme boven het lege Nederlandse marktdenken: ‘Nationalisten zijn niet allemaal xenofoob, en hebben op z’n minst een uitgesproken idee van wat kunst kan zijn, terwijl het marktdenken geen inhoudelijke grond biedt om welke discussie dan ook te voeren. Dit extreme cultuurrelativisme zorgt ervoor dat de gedichten van Toon Hermans naast die van Judith Herzberg staan: de consument (niet eens een lezer) beslist over de waarde van kunst.’

Maar ‘schrijlings zittend op de rug van een arbitraire landsgrens’ ziet Lanoye interessantere verschillen dan beleidsmatige en politieke: die in taalervaring en -opvatting. ‘De grote breuklijn van Europa loopt dwars door de Nederlanden, langs de grote rivieren: die tussen katholieken en protestanten. Dat geeft een enorme schakering in onze gemeenschappelijke literatuur, die we nauwelijks onderkennen.’

‘Tijdens mijn schoolbezoeken gaan de meeste vragen van de iets te mondige Nederlandse scholieren altijd over wat ik bedoel met een – en dan komt een titel, een bladzijde, een zin of een woord. Ik moet Bijbelexegese-gewijs rationeel uitleggen wat het betekent. Áls ik die vraag al krijg van Vlaamse leerlingen en ik zeg dat ik het niet helemaal kan uitleggen, maar ik het zo mooi vind klinken, is dat een valabel argument.’
‘De aandacht voor deze verschillen zouden we meer moeten uitdiepen, juist op school. Ons gezamenlijk taalgebied wordt gekenmerkt door een interne multiculturaliteit.’ Lanoye is ontsteld over hoe weinig we van elkaar weten. Het leren kennen van die verschillende identiteiten verrijkt enorm – en juist dát biedt verweer tegen marktdenken en nationalisme.

Twee en ondeelbaar Van Meir naar Manhattan Schildersland Groningen op inspiratiereis naar Vlaanderen

Cover #3

 

Foto Jurien Higgins 2019 (fragment)