Interdisciplinair kunstonderwijs

Mogelijk en moeilijk

Auteur: Job Balk | Illustraties: Roland Conté, 2020

In 2019 rondde ik een kwalitatief evaluatieonderzoek af naar de interdisciplinaire leerlijn HKU-mix, een opdracht van Hogeschool voor de Kunsten (HKU).
Tijdens dit onderzoek werd vooral de complexiteit van interdisciplinair samenwerken in het kunstonderwijs duidelijk. Theorie en praktijk komen niet altijd overeen, verwachtingen en ervaringen van studenten en docenten lopen uiteen. Hoe realiseer je interdisciplinair kunstonderwijs? Wat zijn de (on)mogelijkheden?

De bachelor kunstvakdocentenopleidingen Muziek, Theater en Beeldende Kunst & Vormgeving zijn in de HKU-schools Conservatorium, Theater en Beeldende kunst gepositioneerd. Deze docentenopleidingen hebben elk een eigen curriculum, maar werken daarnaast in de eerste drie leerjaren samen in de interdisciplinaire leerlijn HKU-mix.
In de Mix doen studenten in het eerste leerjaar onderzoek naar interdisciplinair werken in het werkveld. In het tweede jaar werken ze aan een art event, en in het derde jaar maken ze een (educatief) spel voor een culturele instelling.

Aanleiding en opzet
De aanleiding voor het onderzoek was in de eerste plaats de feedback van de studenten op de lessen in de driejarige leerlijn van de Mix, maar ook de in 2018 herziene landelijke opleidingsprofielen voor de bachelor kunstvakdocentenopleidingen. De studieleiders van de drie HKU-opleidingen wilden weten welke elementen van de leerlijn HKU-mix behouden én welke aangepast moesten worden om aan te kunnen sluiten op de herziene opleidingsprofielen. Bovendien wilden zij weten welke kansen en beperkingen docenten en studenten van de HKU – alsmede het werkveld – zien voor interdisciplinariteit in de kunstonderwijspraktijk.

Het onderzoek is gestart met deskresearch en literatuurverkenning. De resultaten ervan leidden tot de ontwikkeling van indicatoren, die vervolgens gebruikt zijn bij de vormgeving van onderzoeksinstrumenten voor het empirische deel van het onderzoek. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn interviews afgenomen met drie kunstenaar-docenten die lesgeven in de Mix-leerlijn, zes studenten die de leerlijn volgen en drie docenten uit het werkveld die op cultuurprofielscholen lesgeven en samenwerken met HKU-kunstvakopleidingen. Bij de analyse van de data is gebruik gemaakt van de onderzoeksslang van Boeije (2016).

Moeilijker dan je denkt
Of de samenwerking tussen kunstvakken interdisciplinair is, hangt af van de mate waarin sprake is van interactie en integratie tussen de afzonderlijke disciplines, op grond waarvan er een vernieuwend artistiek resultaat kan ontstaan (Huibers et al., 2012; Hermans, 2014).

Voor de studenten begint interdisciplinair samenwerken met het leren kennen van elkaars discipline, door bij elkaar in de les te kijken waar iedereen mee bezig is. Dit prikkelt hun nieuwsgierigheid naar elkaars discipline en de mogelijkheid of wil tot samenwerken. In de daaropvolgende lessen werken studenten in groepjes samen, gecombineerd uit de drie docentenopleidingen. Dan ontdekken ze dat de verwachtingen en ideeën over elkaars vakgebied niet altijd blijken te kloppen: ‘Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld alle studenten Beeldend tekenen of sculpturen maken’. Een studente muziek zegt dat zij het lastig vindt om de kennis die zij heeft van haar discipline ook in te zetten tijdens de samenwerking. Ze zegt dat ze daarbij vooral bezig is compromissen te sluiten, waardoor je het risico loopt dat ‘alles een beetje vlak wordt en je van alles een beetje doet.’

Studenten werken graag samen met studenten uit andere disciplines; ze zijn ook nieuwsgierig naar elkaars werk, kennis en ideeën. Maar zij vinden interdisciplinair werken moeilijk als er geen duidelijk doel is vastgesteld voor de samenwerking. Ze willen weten waaróm ze in een project moeten samenwerken zodat de samenwerking voor hen relevant wordt. Zonder dit doel zien zij de meerwaarde van samenwerken niet. Dit sluit aan bij de theorie dat een duidelijke filosofie en doelstellingen belangrijke voorwaarden zijn om integratie van kunstdisciplines te laten slagen (Strand, 2006). De mate van integratie van disciplines tijdens het samenwerken blijkt bovendien erg afhankelijk te zijn van de samenstelling van het groepje; meestal blijven de verschillende bijdragen van de disciplines duidelijk zichtbaar. Vaak is ook één discipline dominant tijdens de samenwerking en dat heeft soms een praktische reden. Zo zegt een student: ‘Omdat theater ook zonder spullen kan, gingen we dat als eerste een beetje doen, hierdoor bleef muziek op de achtergrond en beeldend soms ook.’

Ook volgens hun docenten blijkt de integratie van de drie disciplines, zodanig dat er daadwerkelijk interdisciplinariteit ontstaat tijdens het samenwerken, in de praktijk lastig. Interdisciplinair werken vraagt om een bepaald niveau van abstract denken en werken, zeggen ze, en dat niveau beheersen de jonge(re) studenten vaak nog niet. Bovendien kennen ze de taal die ‘gesproken’ wordt in andere disciplines niet, of onvoldoende, en ze weten niet ‘wat je van de ander kunt verwachten’. Dat belemmert hen om de mogelijkheden van interdisciplinair samenwerken te zien.
Het resultaat van de samenwerking in de Mix is daarom vaak eerder multidisciplinair (‘zo van, jij doet iets beeldends en ik maak er muziek bij’) en niet interdisciplinair.

Uiteenlopende verwachtingen
Naast een duidelijk vastgesteld doel zijn er andere voorwaarden voor succesvolle samenwerking en integratie van disciplines. Het betreft een inhoudelijke thematische aanpak die alle disciplines met elkaar verbindt, en een duidelijke probleemstelling, waarbij de grenzen van een disciplinaire specialisatie een belemmering vormen voor de oplossing (Hermans, 2014; Bautista et al., 2015).

De HKU-docenten willen liever niet werken met een thematische aanpak. Ze verwachten van de studenten dat zij zelf een probleemstelling formuleren om tot interdisciplinair werken te komen. Studenten moeten leren zichzelf een opdracht te geven, vanuit persoonlijke fascinaties of frustraties. Als ze naar aanleiding hiervan gaan samenwerken, moeten ze met elkaar onderhandelen over wat ze gaan doen.
Maar samenwerken met andere disciplines zonder duidelijke inhoudelijke aanleiding voelt voor studenten als ‘gewoon fine art doen met z’n allen’. Studenten zeggen gewend te zijn om zonder thema of opdracht te werken binnen hun eigen discipline, maar: ‘dan hoef je niet samen te werken’. Zij willen daarom juist graag een aanleiding of tenminste een ‘prikkel’ aangereikt krijgen die hen uitdaagt om interdisciplinair te werken. Een prikkel die tegelijkertijd voldoende vrijheid biedt om binnen gestelde doelen iets te maken waarvan de uitkomst van tevoren nog niet vaststaat.

Kunstvakken als gidsvak
Heijnen en Bremmer (2019) stellen dat kunstvakken aantrekkelijke samenwerkingspartners zijn voor vakoverstijgend onderwijs in het schoolcurriculum. Leerlingen leren immers tijdens de kunstvaklessen al spelenderwijs vaardigheden als samenwerken. Samenwerking tussen vakgebieden én vakoverstijgende vaardigheden zijn volgens hen dan ook belangrijke aandachtspunten voor de vernieuwing van het onderwijs, zoals geïnitieerd door curriculum.nu en ontwikkeld door docententeams, in opdracht van het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

De cultuurprofielscholen die aan het onderzoek meewerkten, willen wel tot vakkenintegratie of vakoverstijgend samenwerken komen. De kunstvakdocenten zien de samenwerking met niet-kunstvakken als een grote kans voor de kunstvakken om vakoverstijgend werken binnen het schoolcurriculum te realiseren. Hierin kunnen de kunstvakken een ‘gidsvak’ zijn, zeggen ze. Toch is het zo dat in de dagelijkse schoolpraktijk iedereen meestal op zijn of haar eigen vak gericht is.
De kunstvakdocenten vinden het vooral belangrijk dat leerlingen leren samenwerken: ‘Dat leerlingen van elkaar leren en dingen zien.’ De ontwikkelingswens van de leerling staat voor hen centraal: ‘Als een leerling te kennen geeft vakoverstijgend te willen werken is dat prima, maar het hoeft niet.’ De HKU-studenten vinden samenwerking met niet-kunstvakken weliswaar relevant, maar niet als het wordt opgelegd. Dat is dan te geforceerd.

Interdisciplinair kunstonderwijs (on)mogelijk?
Interdisciplinair samenwerken is een aantrekkelijke, uitdagende en hedendaagse vorm van onderwijs, vinden alle geïnterviewden. Toch blijkt het complex om dit in de lespraktijk te realiseren. Dat heeft verschillende redenen. Zo vraagt interdisciplinair werken een bepaald niveau van abstract denken en werken.

Zowel de HKU-studenten als de kunstvakdocenten van de cultuurprofielscholen die aan het onderzoek meededen, vinden samenwerken en vakoverstijgend werken in feite belangrijker dan interdisciplinariteit. Studenten willen bovendien weten waarom er moet worden samengewerkt en vinden dat er nu soms teveel nadruk ligt op interdisciplinair werken. Dit zijn bevindingen die als obstakels kunnen worden opgevat. De vraag rijst dan ook hoe je als kunstvakdocent interdisciplinair kunstonderwijs dan wel kunt realiseren. Uit het onderzoek komt een aantal aanbevelingen naar voren die daaraan bij kunnen dragen.

Definieer een duidelijk doel zodat studenten en leerlingen de relevantie en meerwaarde van samenwerken inzien en snappen waarom er überhaupt moet worden samengewerkt. Een volgende aanbeveling is dat docenten een inhoudelijke prikkel of aanleiding bedenken voor leerlingen of studenten. Een die hen uitdaagt om als groep een interdisciplinair proces aan te gaan. Die prikkel moet voldoende vrijheid bieden om een proces te beginnen waarvan de uitkomst nog niet vooraf vaststaat, en waarbij de verschillende vakken of disciplines elkaar nodig hebben om tot een eindresultaat te komen. Samenwerken met niet-kunstvakken tenslotte, kan een kans zijn voor de kunstvakken. Activeer dan ook de kunstvakdocent om als gids op te treden bij vakoverstijgend werken binnen het schoolcurriculum.

Al met al: onmogelijk is interdisciplinair kunstonderwijs zeker niet, maar het vraagt wel om een concreet uitgangspunt en een goed doordachte aanpak om leerlingen en studenten op deze manier te laten samenwerken.

Reflecteren op Gilgamesh

Studenten, scholieren en musici: ‘We doen dit écht samen’.

Auteur: Iris van den Boezem | Foto: Jostijn Ligtvoet Fotografie. Gate 21 – Ontdekstation. 29.11.2019

Onsterfelijk zijn? Dat willen we allemaal wel. Of toch niet? Aan de hand van het eeuwenoude epos van Gilgamesh reflecteerden studenten, middelbare scholieren en muziek- en theaterprofessionals met elkaar op de nog altijd actuele thema’s. Over hoe samen leren je blik kan verbreden.

Het verhaal over Gilgamesh is oud. Ouder dan de Bijbel. Het is een heldenepos over Gilgamesh, de tirannieke koning van Uruk, een prachtige stad in zuid Mesopotamië. Zijn moeder was een godin, zijn vader een mens. Gilgamesh’ sterfelijkheid is zijn zwakke plek. Daarom gaat hij naarstig op zoek naar het eeuwige leven.

Buiten het smalle pad
Wat kan zo’n oud verhaal ons vertellen over het heden? Het fascineert Louis Buskens, dirigent van Brabant Koor. Toen hij op de partituur stuitte van The Epic of Gilgamesh van de Tsjechische componist Bohuslav Martinů, wist hij: hier gaan we iets mee doen. En in plaats van zich alleen op het repeteren met het koor te richten, klopte hij óók meteen aan bij Fontys Hogeschool voor de Kunsten (FHK). Hij wilde bespreken of er een samenwerking met de Academy of Music and Performing Arts en met de Academie voor Muziekeducatie in zat. Buskens: ‘Ik treed graag buiten het smalle pad van een concert geven in een concertzaal, waar mensen netjes klappen na afloop en dan weer naar huis gaan. Muziek heeft volgens mij, naast allerlei andere zaken, ook de functie van communicatiemiddel in zich. Wat kunnen we daar samen van leren? En door die te delen ontstaan er ideeën.’

Buskens vond een enthousiaste partner in FHK. De hogeschool werkt al langer aan een plan voor vernieuwing van het onderwijs. Door docentenopleidingen van de verschillende kunstdisciplines beter met elkaar te verbinden hoopt de FHK ruimte te creëren voor nieuwe manieren van onderwijs. Carla Lagarde, studieleider van Fontys Academie voor Muziekeducatie: ‘We leiden niet alleen toekomstige muziekdocenten en muzikanten op, we leiden tevens op tot muzikaal inspirator. Dat is waar we voor staan. Van onze opleidingen komen mensen die anderen met en door muziek weten te inspireren en te raken. En daar sluit een integraal project als dit – waarin we samenwerkten met Brabant Koor, studenten en middelbare scholen – erg goed op aan. Studenten staan meteen middenin de maatschappij, dat is enorm leerzaam.’

Leerlaag doorbroken netwerk
Vanaf september 2020 start op de Academie voor Muziekeducatie van Fontys de eerste lichting studenten met deze nieuwe manier van leren. Ze gaan tien tot vijftien weken werken aan betekenisvolle opdrachten en projecten. De projecten weerspiegelen het werkveld en de Academie hoopt de student zo uit te dagen tot innovatie en ontwikkeling.

Lagarde: ‘Iedere opdracht bestaat uit twee fases. In de eerste fase gaat de student zeven weken intensief aan de slag om zijn theoretische en praktische kennis en vaardigheden op het gebied van zijn muzikale ontwikkeling te vergroten. De focus ligt op de ‘overdracht’. De student vult zijn muzikale gereedschapskist aan met didactische en pedagogische kennis en vaardigheden. Ook maakt hij kennis met zijn eigen rol en met de doelgroepen uit het werkveld. In de tweede fase ontplooit de student zich als muzikale inspirator door met én van het werkveld te leren.’

‘Leren in een gemeenschap maakt hier dus een belangrijk onderdeel uit. We zorgen voor een zogenaamd ‘leerlaag doorbroken netwerk’, waar leren met én van elkaar, feedback van peers en teamleren aan bod komen.’ Dat betekent dat de studenten met de docenten en het werkveld, samen werken aan één gezamenlijk doel. ‘Om dit voor elkaar te krijgen zullen de studenten moeten vertrouwen op anderen. Hierbij begeleiden we hen continu en vinden er intervisiemomenten plaats. Wij zijn er als opleiding van overtuigd dat het ‘samen kunnen leren’ één van de belangrijkste voorwaarden is om te kunnen omgaan met de steeds veranderende, snelle en dynamische wereld.’

Persoonlijk en muzikaal leiderschap
De samenwerking met Brabant Koor gold voor de hogeschool als een soort pilot voor deze nieuwe manier van werken. Buskens idee om ‘iets’ te doen met Gilgamesh leidde tot een succesvol driedelig project met educatie als rode draad.

In het eerste deel maakten derdejaars studenten van de opleiding Docent Muziek een theatervoorstelling, samen met regisseur Rozemarijn Romeijn. Centraal in de voorstelling stond de muzikale reflectie van de studenten op thema’s uit het verhaal van Gilgamesh, zoals onsterfelijkheid en nalatenschap. En dat was niet het enige. Ze produceerden het stuk helemaal zelf en voerden het op mét studenten van andere leerjaren. Eén van die derdejaars studenten was Amy Tweed. Ze herinnert zich trots hoe de regisseur haar en haar medestudenten vroeg om hun muzikaliteit in te zetten voor het muziekstuk. Het was de eerste keer dat de studenten op deze manier aan een productie meewerkten. ‘Natuurlijk had de regisseur al een bepaalde visie voor ogen. Maar hoe je dat vervolgens naar een arrangement vertaalt, dat wist zij niet. Ik vond het een bijzondere uitdaging om daarmee voor haar aan de slag te gaan. Om zo samen te zoeken naar wat past bij het stuk. Daardoor voelde ik: we doen dit écht samen.’

Tweed nam een deel van de productieleiding van de theatervoorstelling op zich, terwijl haar jaargenoten zich op marketing, rekwisieten, decor of make-up richtten. Dat deed ze in nauw overleg met Leon Caarls, die als productieleider bij het project betrokken was. ‘Het heeft me veel zelfverzekerder gemaakt. Dat ik de juiste keuzes kan maken, dat wat ik in mijn hoofd heb klopt’, vertelt ze. Ook het samenwerken met medestudenten aan het project was uiterst leerzaam. ‘In het begin vond ik het lastig. Veel medestudenten zijn ook vrienden. Toch moest ik soms keuzes maken die niet voor iedereen prettig waren. Gaandeweg het project hebben we hier samen een goede manier voor gevonden en konden we privé en professie beter van elkaar scheiden.”

Al met al gaf deze manier van werken – samen met medestudenten, docenten en profs uit het werkveld – een mooie boost aan de vaardigheden die ze straks in het werkveld nodig denkt te hebben, weet Tweed. ‘Leiding geven, goed communiceren, duidelijk zijn. Maar ook: persoonlijk en muzikaal leiderschap. Absoluut onmisbaar als je voor een klas staat en als je als muzikant werkt.’

Nieuwe blik
Tijdens het tweede deel van het Gilgamesh-project bezochten studenten van de Academie voor Muziekeducatie vier middelbare scholen in Tilburg. Aan de hand van een lessenreeks reflecteerden ze samen met de leerlingen op Gilgamesh. Wat vinden de leerlingen van onsterfelijkheid? En hoe vertalen ze de gevoelens die ze daarbij hebben naar een muzikale compositie? Als afsluiting werden de muziekstukken opgevoerd in de studiozaal van de Tilburgse Schouwburg.

Hetty Jansen is muziekdocent van het Beatrix College in Tilburg. Met haar 4 en 5 havoklassen deed ze mee aan het Gilgamesh project. ‘Het was heel leuk om te zien hoe leerlingen reageerden op de studenten van Fontys. Dat zijn jonge mensen, een andere generatie, en ze brengen de stof op een andere manier dan de leerlingen gewend zijn. Dat is heel verrassend en dat nemen de leerlingen ook na het project nog mee. Dat weet ik zeker.’ Samen muziek maken brengt sowieso al een bijzonder gevoel met zich mee, weet ze. Dat is ook al zo als de klasgenoten samen spelen. En als er dan vervolgens muziek wordt gemaakt samen met semi-professionals en professionals, dan is dat helemaal bijzonder. ‘Leerlingen liften daar echt op mee. Ze worden meegetrokken in het enthousiasme van die musici.’

Van één van Hetty’s leerlingen was de moeder net overleden. Om les na les na te denken over een thema als sterfelijkheid, viel deze leerling zwaar. Toch wilde ze koste wat kost mee blijven doen. ‘Uiteindelijk vond ze een liedje met een tekst die voor haar heel betekenisvol was. Verdriet, emoties, en het kunnen delen daarvan. Het helpt allemaal bij de verwerking. En de andere leerlingen leerden daar ook van. Over wat verlies betekent. En hoe het zou zijn om een ouder te verliezen.’

De allerlaatste generale repetities bij Fontys en de opvoering in de studiozaal van Theaters Tilburg waren toch wel de kers op de taart van het project. ‘Je zag ze met grote ogen rondlopen – al die instrumenten, snoeren, partituren. Dat was wel even wat anders dan de drie gitaren die we hier op school hebben staan.’ De opvoering van de stukken die de leerlingen hadden voorbereid werd ingeleid door dirigent Louis Buskens. Glimlachend vertelt hij: ‘Het verrast me altijd zeer waar jonge mensen mee komen. Erg interessant. Dat voegt voor mij ook weer iets nieuws toe aan mijn blik op de wereld, steeds weer.’

Muzikale inspirators
En dan het slotstuk van het omvangrijke Gilgamesh-project. De uitvoering van het oratorium van Bohuslav Martinů, door Brabant Koor en Philharmonie Zuid-Nederland. Ook in het derde deel van het project stond samen leren centraal. Drie compositie-studenten van de Academy of Music and Performing Arts (AMPA) werkten samen met coach en componist Hawar Tawfiq aan drie gloednieuwe composities. Deze vormden een muzikale reflectie op de thema’s van het Gilgamesh epos.

Het begon allemaal met dat vonkje in het hoofd van dirigent Buskens. Hoe kijkt hij nu terug op het project? Buskens: ‘Het bewijst voor mij nog maar weer eens wat ik eigenlijk al wist. Door samen dingen te doen, te ontwikkelen doe ik dingen waar ik in m’n eentje nooit op zou zijn gekomen. En dat maakt het interessant.’ Zo stond Buskens zelf te kijken van de hoge kwaliteit van de theatervoorstelling die de Fontys-studenten produceerden. Zij bekijken de thematiek rond Gilgamesh heel anders dan hijzelf, merkte hij. Of de Ney-speler (perzische rietfluit, red.) die hem een nieuwe manier van naar muziek luisteren liet zien. ‘Wat ik wil bereiken als ik zelf lesgeef is precies dit: dat studenten werelden leren kennen waarvan ze van tevoren nog niet wisten dat ze bestonden. Dat we dat met dit project bij alle betrokkenen hebben bereikt, maakt dat het zeker geslaagd is.

Studieleider Carla Lagarde sluit zich daarbij aan: ‘Je ziet en merkt aan alles dat deze manier van opleiden meerwaarde biedt voor onze studenten. Dat ze van de gepassioneerde musicus die ze al zijn, door zo’n project meer en meer veranderen in een authentieke, bevlogen en breed georiënteerde muzikale inspirator. En dat ze vol zelfvertrouwen zowel op een podium staan als voor een groep, om zo een inspirerende muzikale leerervaring te creëren. Missie geslaagd!’

Nieuw leren met oude theorie

Auteur: Odile Heynders | Beeld: Anselm Kiefer, Innenraum (binnenruimte), 1981. © Anselm Kiefer, 2005. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

In deze Covid-19 tijden organiseren we alles vanuit huis en investeren we in nieuwe ideeën en praktijken in online onderwijs. Interactief, socratisch leren lukt niet goed via het computerscherm en dus zullen we moeten zoeken naar nieuwe vormen van communicatie en samen heuristisch (ontdekkend) leren.

Toen half maart de ‘intelligente lockdown’ werd opgelegd, moesten universiteiten en hoge scholen, net als alle andere vormen van onderwijs, per onmiddellijk overschakelen op het online aanbieden van de stof. Dat resulteerde veelal in het maken van power point recordings in Zoom, het aanbieden van livestreamcolleges via een onderwijsomgeving als Canvas en het organiseren van chat- en discussiebijeenkomsten waarbij de studenten niet altijd zin bleken te hebben om camera en microfoon aan te zetten en daadwerkelijk te participeren. De tijdsinvestering en de druk waren zwaar, maar de organisatie van deze nieuwe activiteiten verliep over het algemeen snel en soepel. Docenten en studenten klaagden veelvuldig dat het allemaal wel erg saai, gescript en voorspelbaar werd. Maar er kwam ook een nieuw archief van filmpjes en podcasts. Dat archief bleek een veel groter bereik te hebben dan de specifieke groep studenten en is bovendien op elk moment te raadplegen.

Combinatie van oud en nieuw leren
Als we in het volgend schooljaar meer energie willen halen uit onderwijs geven en krijgen, zullen we per onmiddellijk verder na moeten denken over andere activiteiten, leermodellen en tools die ons zullen moeten helpen de diepgang, interactie en spontaniteit te bevorderen. Hybride vormen van live en online onderwijs zijn wellicht mogelijk en aantrekkelijk. We zullen moeten nadenken over het op een andere manier construeren van student-gemeenschappen, over andere methoden en vormen van kennis opbouwen. Mijn inzet in dit artikel is, om aan de hand van een voorbeeld te laten zien hoe een combinatie van nieuwe praktijken en oude theorie tot stand gebracht kan worden. De cursus Beauty and the Sublime Online maakt deel uit van de mastertrack Art & Media Studies.

Het nieuwe begrijpen door het oude
In de cursus Over the Sublime Online gaat het erom oude, 18e-eeuwse esthetische theorieën en concepten te doordenken en toe te passen op hedendaagse fenomenen. Dit komt voort uit de observatie dat de snel veranderende wereld alleen te begrijpen is als wij op andere manieren met reeds opgebouwde vormen van kennis omgaan, waarbij we gekende concepten toepassen in nieuwe gebieden en het bekende laten botsen op het toevallige. Nieuwe digitale artefacten zijn juist dan te begrijpen als er frames worden gevonden om hen in een perspectief te plaatsen.
De reeks is gegrond op Edmund Burke’s A Philosophical Enquiry into Origin of Our Ideas of the Sublime and Beautiful (1757) waarin het sublieme als het huiveringwekkende en tegelijk aantrekkelijke wordt onderscheiden van het schone en harmonieuze. De opvattingen van Burke worden geplaatst naast die van filosofen als I. Kant, J.F. Lyotard en Terry Eagleton. Dit theoretisch frame vormt het skelet van de cursus. Vervolgens bestuderen we een veelvoud aan wetenschappelijke en kritische verhandelingen over het sublieme en het schone (zoals een mooie serie artikelen over het sublieme op de site van de Tate Gallery)  en analyseren we verschillende casestudies, van de film Tarkovsky’s Andrei Rublev (1966) en de videogame Journey (2012) tot de omvangrijke literaire romanreeks van Karl Ove Knausgård, Mijn Strijd (2009-2011) en verschillende Hollywood climate-fiction movies. Studenten maken opdrachten en analyses in een portfolio en ronden de cursus af met een eind-essay.

Ideeën voor online onderwijsvormen
Hoe werkt een dergelijk college in een Covid-19 context, hoe werken verschillende onderwijsvormen online? Veel onderwijsvormen moesten aangepast worden om de groep van twaalf studenten geëngageerd te krijgen en te houden. Ik noem enkele tools die werden ingezet en benadruk daarbij dat de effectiviteit ligt in een geheel van elkaar steeds opvolgende en beïnvloedende activiteiten, een estafette van acties en ideeën:

Deep reading Zoom-sessies: deep reading veronderstelt dat er in een groep gemeenschappelijk een theoretische tekst wordt gelezen, waarbij het niet alleen gaat om wat er in de tekst staat en hoe hij is opgebouwd, maar ook om wat de tekst doet, hoe de tekst effectief is. Dit doen we door om beurten een passage voor te lezen en dan de meest relevante zin of passage eruit te halen. In een livesessie gebeurt dit als we met elkaar aan een grote tafel zitten, maar op Zoom werkt het ook: iedereen heeft de tekst voor zich op het bureau, en we lezen om de beurt voor en duiken in een bepaalde passage.
Recorded power points: worden zowel door de docent als door telkens twee studenten gemaakt. De docent neemt de lastigste theoretische kwesties voor haar rekening, de studenten maken presentaties van meer kritische artikelen en becommentariëren de ingenomen standpunten. In de power points verwijst men naar elkaar.
Travel library: studenten brengen materiaal, boeken die relevant zijn, afgedrukte foto’s of objecten, bij elkaar langs (dit kan helaas niet als zij de cursus vanuit het buitenland volgen). Het doel is kennis uitwisselen, maar ook elkaar in levende lijve zien. Het tastbare (sensibele) krijgt een nieuwe dimensie als we elkaar alleen online spreken en zien.
Diary collage: studenten en docent maken een collage van hun werkplek en hun dagelijkse bezigheden, een soort beeldend dagboek dat laat zien hoe zij aan het werk zijn en hoe de tijd doorgaat. Big zoom sessions: de hele groep bij elkaar, waarbij steeds een andere student de regie neemt en de inleiding houdt.

Het sublieme in het dagelijks leven
Toen het college over het sublieme begon was het februari en had niemand een voorstelling van een intelligente lockdown. Halverwege de cursus beseften we dat de situatie waarin we ons bevonden, aansloot op alles wat we in de context van het esthetische sublieme aan de orde stelden. Hier was iets aan de gang dat een grotere schaal kende dan we aanvankelijk vermoedden, dat een wereldwijde impact had, terwijl het virus zelf niet waarneembaar was. Hier werd een ‘natuurfenomeen’ zichtbaar dat vele implicaties had voor ons sociale gedrag, dat angst opriep, en alles op een imponerende manier tot stilstand bracht.
Niet verbazingwekkend was, dat de eindopdrachten die studenten inleverden vaak Covid-19 gerelateerde fenomenen betroffen: zoals de Zuid-Koreaanse film Flu (2011) die een pandemie aan de orde stelt en de video game Plague Inc. (2012) of het Instagramfenomeen waarbij amateurkoks een perfecte foto maken van een kleurrijke schotel. Het sublieme bleek voortdurend te verbinden met de dagelijkse activiteiten in een samenleving in quarantaine.

Herinner de toekomst
Voordat de collegereeks begon, keken studenten naar een lange documentaire, Remembering the Future, over Anselm Kiefer, die in verschillende ateliers aan het werk is. Zijn manieren om oude materialen te hergebruiken, om symbolen nieuwe betekenis te geven, om de schaal van objecten te herbepalen en ‘uit te vinden wat we hier aan het doen zijn’, kregen in het licht van wat er in de afgelopen maanden gebeurde nog meer zeggingskracht. De wereld staat in zekere zin op z’n kop, maar de uitdaging ligt in het creatieve reageren, in het zoeken naar andere manieren om met elkaar in debat te blijven en om deze tijd te leren begrijpen. De toekomst zal in ieder geval anders worden dan we hadden voorgesteld.