Er is gelukkig weer van alles te doen en te zien in de culturele sector. Zo heb ik afgelopen week genoten van In the Future, waarin amateurdansgroepen en de junior company optraden op het toneel van Nationale Opera & Ballet. Aan het eind van het seizoen zijn er ook weer allerlei afstudeerprojecten te zien, zoals de eindconcerten van studenten Docent Muziek Codarts in o.a. BIRD (hoe tof als je een concert mag geven op het podium waar ook grootheden staan!) en een adembenemende performance tijdens het O. festival: LENTE/22/K. van choreograaf en regisseur Ryan Djojokarso.
In een week tijd maakte ik als publiek een reis van de amateur, naar de semiprofessional, naar de professional. Deze voorstellingen met elkaar vergelijken is hetzelfde als appels met peren vergelijken – daar ga ik dus niet aan beginnen. Iedere vorm verdient respect en heeft waarde. Toch is er is wel een gemene deler: ontroering. Ik heb me kwetsbaar kunnen voelen, blij, verward, opgelucht, . . . In een ruimte met mensen die je veelal niet kent, voelde ik me veilig genoeg om die emoties toe te laten: een safe space.
Het schijnt dat theaters aan het worstelen zijn om publiek terug in de zaal te krijgen nu de coronamaatregelen (voorlopig) geen bepalende rol meer spelen. Er gaan geluiden op dat we ons als sector en maatschappij hier naar moeten voegen en andere manieren moeten vinden om publiek te bereiken. Het zou achterhaald zijn om nog naar een voorstelling te gaan. Het scherm zou als podium kunnen dienen.
Ik ben zeker geen voorstander van de gedachtegang dat ‘hoe het was’ automatisch betekent dat het ook zo moet blijven. Veranderingen in de culturele sector zouden op heel veel vlakken een stuk sneller moeten gaan. Maar om niet meer naar het theater te gaan? Nee. Het theater is een safe space. Een plek om te zijn en de ontroering toe te laten, met elkaar, live.