Wanneer kunst? Op welke leeftijd kunst? Waar kunst? Het lijken wel vragen die hardnekkiger zijn dan de kunst zelf. Moet kunst in onderwijs? Wanneer dan, hoeveel uren en in welke vorm? Op welke leeftijd is men toe aan kunst en wie brengt dat aan? Bij elke nieuwe beleidsperiode, bij elke hervorming van het onderwijs of de brede culturele sector keren deze vragen steevast terug.
Het lijkt mij simpel: zolang de mensheid en de menselijke beschaving bestaan zijn er vormen van kunst en kunstbeleving geweest. Soms erg primitief, soms religieus aangestuurd, soms getrokken door vrijbuiters en anarchisten, dan weer door een verfijnde club van ambachtslui of door denkers en vormgevers die het onbespreekbare wilden tonen.
Waaraan twijfelen we? Kunst is nooit een luxe geweest, altijd een noodzaak. Kunst is net zo nodig als die andere muze: de wiskunde die probeert een werkelijkheid te vangen in formules en letter- en cijfervoorstellingen (let vooral op het woord voorstellingen). Of laten we eens kijken naar die andere menselijke bezigheid, die van de taal. Waarin we stotterend met letters, woorden en zinnen proberen ons uit te drukken en met elkaar in verbinding te raken. Zoek zelf de verschillen!
Kunst kan en zal dus nooit een afwezige zijn in ons leven, of we dat nu willen of niet. Kunst zo ruim mogelijk aan bod laten komen in zoveel mogelijk verschijningsvormen is een maatschappelijke opdracht, voor het welzijn van iedereen. Wie daaraan twijfelt, twijfelt aan de mensheid en zijn natuurlijke drang om te spreken over het onuitspreekbare, om te tonen wat niemand ooit zag.
Het antwoord is simpel: kunst is een dagelijkse bezigheid die we overal moeten integreren!