Film kan een waardevolle aanvulling zijn op taalonderwijs in nieuwkomersklassen. Dat hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn. Waarom is het dan toch zo moeilijk om film in het onderwijs te integreren?
Hoe kun je film integreren in het nieuwkomersonderwijs? Dat onderzochten we de afgelopen drie jaar bij mijn organisatie Common Frames. Ons doel was om docenten van een nieuwkomersklas handvatten te geven om zelf film in te zetten in hun onderwijs. De docenten waren al bekend met onze projecten, waarbij we films maakten met hun leerlingen, en samen zagen we de potentie om de waardevolle aanvulling die film op het taalonderwijs biedt verder uit te breiden. Dat is een mooie ambitie, maar als we eerlijk zijn, is het niet gelukt.
Op vier scholen in het nieuwkomersonderwijs hebben we geëxperimenteerd met mogelijke werkvormen. Ons onderzoek laat zien dat er veel drempels zijn om met film aan de slag te gaan. De werkdruk in het onderwijs maakt tijd schaars, waardoor een nieuw project al snel aan urgentie inboet. In het nieuwkomersonderwijs wordt dat nog eens versterkt door de enorme groei van de scholen in 2022 en 2023, want met de komst van vluchtelingen uit Afghanistan en Oekraïne verdubbelden veel scholen opeens in leerlingenaantallen. Daardoor zijn er maar weinig vaste docenten, die bovendien extra verantwoordelijkheden hebben gekregen. De nieuwe docenten zijn enthousiast, maar vaak zijn zij er maar tijdelijk. En met het weggaan van een enthousiaste docent moet opnieuw grond worden gevonden voor het project.
Naast deze context heerst een hardnekkig beeld over film dat het technisch ingewikkeld is. Docenten hebben weinig vertrouwen in hun eigen technische vaardigheden. Dit terwijl film maken door de mogelijkheden op onze smartphone nog nooit zo laagdrempelig is geweest als nu. Je hoeft de meeste leerlingen nauwelijks uit te leggen hoe ze moeten filmen of monteren. De rol van de docent is daardoor niet anders dan bij het beoordelen van een verslag: leerlingen kritisch bevragen op wat ze maken, laten reflecteren en samen met hen bouwen aan een navolgbaar verhaal.
Onze bedoeling was om docenten meer verantwoordelijkheden te geven om zelf film in te zetten. Hiermee kunnen we het taalonderwijs verrijken met nieuwe werkvormen die leuk zijn voor leerlingen én goed aansluiten bij hun belevingswereld. Daarnaast wilden we onderzoeken of we de scholen zo ook minder afhankelijk konden maken van vakdocenten of externe organisaties, zoals Common Frames. We geloofden dat we daarmee film duurzaam in het onderwijs konden integreren, want we zouden dan meer leerlingen kunnen bereiken en er zou maar minimale financiering nodig zijn voor deze toch wel kostbare activiteiten.
De uitkomst bevestigde echter juist het belang van vakdocenten en externe organisaties. Film is nu niet opgenomen in het eigen repertoire van de docenten, maar wel in het curriculum van de scholen. Een oplossing die past bij deze tijd. Misschien proberen we over een paar jaar nog eens om docenten te enthousiasmeren zelf met film aan de slag te gaan in hun klas, als er ooit wat meer rust komt in het onderwijs.
Het project ISK Filmt van Common Frames werd mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie. Common Frames publiceerde twee handreikingen om de kennis over het proces te delen, over film en loopbaanoriëntatie en over filmclubs op school.