‘Gekke dingen zijn geen kunst’
Verbeelding stimuleren in het speciaal onderwijs
Auteur: Theisje van Dorsten | Fotografie: Theisje van Dorsten 1. Marek Spaanse Bacon Zombie 2. Luuk Stedelijke zonsondergang 3. Sarah Huis voor een half vogel-half jachtluipaard 4. Rowena Vogel 5. Kenji Dinosaurus

Wat is het effect van structureel kunstonderwijs op de verbeelding van kinderen met speciale leerbehoeftes?
Dat was de vraagstelling van mijn onderzoek in het schooljaar 2018-2019 op CSO De Zonnehoek in Apeldoorn. De conclusie was dat kunstonderwijs de verbeelding van leerlingen kan verbeteren, maar dat je moet variëren in aanpak om elk kind in dit proces te kunnen ondersteunen.
Ik richtte me in dit onderzoek op het effect van kunstonderwijs op de verbeelding van leerlingen. Ten eerste omdat de kunstvakken zich goed lenen voor het trainen van deze vaardigheid. In de tweede plaats omdat verbeelding samenhangt met het vermogen om je in te leven in een ander, flexibel te zijn in je denken en het zien van verschillende mogelijkheden. Op CSO De Zonnehoek kregen twee groepen leerlingen een jaar lang één uur per week beeldende lessen. Ik volgde in die twee groepen vijf leerlingen: Marek, Luuk, Sarah, Rowena en Kenji.
Ze waren tussen de 9 en 12 jaar oud en hadden allemaal een licht verstandelijke beperking. Sommigen hadden daarnaast een stoornis in het autismespectrum. Ik filmde op verschillende momenten wat ze deden in de les, en codeerde op basis daarvan het niveau van hun verbeelding. Tussendoor had ik wekelijks overleg met de kunstvakdocent over wat de leerlingen in de les hadden gedaan. Aan het eind van het schooljaar interviewde ik de leerlingen en hun groepsleerkrachten.
Aanpak van de kunstvakdocent
Illustrator en kunstvakdocent Saskia Pekelharing gaf tijdens het onderzoek de beeldende lessen. Ze had de opdracht om aan de verbeelding van de kinderen te werken en gebruikte in haar lessen onder andere verschillende materialen. We waren benieuwd of bepaalde materialen of onderwerpen meer tot verbeelding aanzetten dan andere. Soms wordt er gedacht dat elke les waarbij er iets gemaakt wordt, een verbeeldende les is. Dat is een misverstand. Een les doet pas een beroep op de verbeelding als de leerling iets kan verzinnen vanuit het eigen referentiekader. Zo’n les hoeft zeker niet helemaal vrij te zijn – vaak maak je het leerlingen daarmee juist erg moeilijk – maar heeft altijd een open einde. Dat vraagt om een docent die niet alleen goed weet hoe je kinderen tot verbeelden krijgt, maar die ook niet bang is voor het onbekende. Een manier waarop Saskia de leerlingen aan het verbeelden kreeg, is door leuke of bijzondere problemen in haar lessen te verwerken die elk kind zelf (beeldend) moest oplossen. Bijvoorbeeld: ‘We hebben net een dier gemaakt dat half eekhoorn is en half koe, hoe woont dit dier?’ Een andere aanpak die goed bleek te werken is om te starten met de waarneming van leerlingen; door ze eerst naar iets te laten kijken of te laten luisteren. Dat kon professionele kunst zijn, of iets uit hun dagelijks leven.
Uit de wetenschap is al langer bekend dat waarneming voorafgaat aan verbeelding (Van Heusden, 2009). Door die stap onderdeel te maken van de les, maak je het leerlingen makkelijker om op ideeën te komen. De kinderen kregen daarnaast houvast en structuur doordat van tevoren uitgelegd werd wat ze gingen doen en ze altijd in hetzelfde handvaardigheidslokaal les kregen van dezelfde juf. Binnen die structuur was elke les anders.

Rol groepsleerkracht
De groepsleerkrachten hadden een belangrijke rol in dit onderzoek, zij kennen de kinderen en de school immers. Omgekeerd kan een groepsleerkracht veel leren van een goede kunstvakdocent. Over hoe je (verbeeldende) kunstlessen kunt geven en beslist ook over de kinderen zelf. Soms was het zo dat kinderen een heel ander gedrag lieten zien bij de lessen van Saskia dan bij andere lessen, of dat leerlingen meer konden dan de groepsleerkracht tevoren had ingeschat. Eén van de groepsleerkrachten gaf bijvoorbeeld te kennen dat ze niet had verwacht dat de kinderen het zo leuk vonden om naar kunst te kijken: ‘Echt dus naar schilderijen kijken […] en hoe enthousiast de kinderen daarvan worden en ook hoeveel ze dan zien. En zelfs kinderen met een wat lager niveau, dat die dat ook kunnen, dat heeft mij het meest verbaasd.’
Het is belangrijk dat de groepsleerkracht bij de lessen aanwezig is en dat de kunstvakdocent en groepsleerkracht een team vormen. Dat vraagt om afstemming, bijvoorbeeld over wanneer je wel of niet ingrijpt, en over wie de eindverantwoordelijkheid heeft in de les. Saskia vond het prettig dat de lessen in een apart lokaal werden gegeven, zodat de klas, inclusief juf, bij haar te gast was in plaats van andersom. Door afspraken te maken en verwachtingen uit te spreken, kunnen de kunstvakdocent en groepsleerkracht de lessen naar een hoger plan tillen en van elkaar leren.
Lees het hele artikel in KZ06/2024