Uit de ivoren toren gevallen
Auteur: Joan Poortman | Beeld: Talking heads Folkert Haanstra, Houtsnede 21 x 12 cm, haanstra-grafiek.com
Uit de ivoren toren gevallen
Auteur: Joan Poortman | Beeld: Talking heads Folkert Haanstra, Houtsnede 21 x 12 cm, haanstra-grafiek.com
Afgelopen schooljaar stapte ik, na zeventien jaar bovenbouw op een witte plattelandsschool, over naar een diverse school in de stad. Die stap sloot beter aan bij mijn werk op de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV). Nu zou ik, net als mijn studenten Urban Education ervaren (Fukkink, 2015). Ik overschatte echter het voordeel van mijn lange onderwijservaring.
Meer dan alle andere vakken is verandering inherent aan de kern van het kunstonderwijs, waarin de actuele kunsten constant meebewegen met de maatschappelijke en technologische context (Commissie Dijkgraaf, 2010). De DBKV wil via stagiaires en alumni zittende docenten helpen om de transitie te maken naar actueel kunstonderwijs, met een curriculum dat inclusief is en dat leerlingen een reëel beeld geeft van wat actuele kunst inhoudt.
Ambities studenten
Veel kunstdocenten zijn, als ze eenmaal hun diploma ondertekend hebben, uit het zicht van de opleiding geraakt. Zolang ze daar nog zitten hebben studenten de ambitie om ‘schoolkunst’ te ontstijgen (Haanstra, 2001). Ze ontwikkelen tijdens hun stages een visie op de lespraktijk, waar, zo zien ze, weleens actualisering van het lesprogramma nodig is. Ze gaan vervolgens op zoek om de zittende docenten daartoe te inspireren. Vaak resulteert dat in mooie educatieve ontwerpen, die ze tijdens hun stage uitproberen. Toch hoor ik van mijn studenten ook dat hun visie óf niet strookt met de realiteit, óf niet met de visie van de zittende docenten en dat ze vooral tegen de praktijk van Urban Education, de diversiteit in de grote stad, aanlopen.
Het gemak van schoolkunst
Het is naïef om te denken dat praktische problemen opgelost kunnen worden met alleen de juiste visie. In mijn contact met zittende docenten merk ik regelmatig dat schoolkunst als oplossing voor die praktische problemen wordt ingezet. Docenten motiveren dat als volgt: schoolkunst vergemakkelijkt klassenmanagement, leerlingen vinden het prettig om met duidelijke kaders te werken en het is makkelijker te beoordelen en te verantwoorden naar leerlingen, ouders en directie.
In mijn lespraktijk – zowel in vo als hbo – maak ik me sterk voor authentieke kunsteducatie (Heijnen, 2015). Het is mijn overtuiging dat kunsteducatie een doorlopende leerlijn moet nastreven, niet alleen in het vo, maar van po naar hbo en – uiteindelijk – naar de praktijk van de kunstenaar en ontwerper. De focus op beeldaspecten en gekaderde opdrachten is dus wat mij betreft niet toereikend.
Na de start op de stadsschool werd ik niet alleen geconfronteerd met de praktische problemen van een beginnende docent op een nieuwe school, maar ook met de (weerbarstige) praktijk van Urban Education. Verschillende culturen in de klas, waaronder straatcultuur, zorgden voor de noodzaak van een heel andere aanpak. Desondanks trachtte ik, naast het managen van mijn onderbouwklassen, authentieke kunsteducatie in de praktijk te brengen. Ik kan wel verklappen dat dat niet altijd lukte.
Het duurde maanden. Maanden waarin ik regelmatig naar een schoolkunst-opdracht greep om een rustig klasklimaat te bewerkstelligen. Maanden voordat ik kon beginnen authentieke kunsteducatie toe te passen.
Lees het hele artikel in KZ03/23