
Verbeeldingskracht als cultuurkritiek
De kunstacademie in Zwolle, 40 jaar jong, probeert vanuit haar oorsprong als protestantse kunstacademie een verbinding te leggen tussen levensbeschouwing en kunst.
Augustinus zegt dat het doel van het bedrijven van filosofie geluk is. De academie vraagt de studenten na te denken over het doel van kunst maken. De urgentie van het maken van kunst is daarmee belangrijker dan de kunst zelf. In het onderstaande doe ik een poging om zelf antwoord op die vraag te geven.
Fictie versus waarheid
Yuval Noah Harari is historicus en schrijver van boeken als Sapiens, waarin hij de grote lijn van de menselijke geschiedenis beschrijft.
In mei 2019 publiceert hij een artikel in The New York Times over fictie en feiten: Why Fiction Trumps Truth. Harari beschrijft daarin hoe nuttig sommige onwaarheden zijn voor de saamhorigheid van de eigen stam, maar dat feiten altijd belangrijker zijn dan onwaarheden. Feiten, wetenschappelijk onderbouwd, produceren atoombommen en zetten mensen op de maan. Alt–facts, verzonnen zaken, hoe bizar ook, kunnen gebruikt worden om mensen te manipuleren: ‘de mythologische fantasieën en ideologische absurditeiten die ontelbare mensen hebben gebiologeerd gedurende duizenden jaren‘. Op zijn website zegt hij het nog puntiger en verbindt het met zijn opvatting over geschiedenis: ‘History began when humans invented gods, and will end when humans become gods.‘
Wat Harari zegt, is niet uniek. Arnold Heumakers stelt in Esthetische Revolutie (2015), zijn studie naar het ontstaan van ons huidige kunstbegrip, dat in het rationalistische denken – in het bijzonder dat van de Verlichting – de verbeelding zelden hoog aangeslagen werd, ‘omdat zij de geest via schijn en bedrog zou afhouden van de waarheid.‘ Verbeelding wordt zo tegenover waarheid gesteld; schijn en bedrog tegenover de realiteit. Natuurlijk zijn er voorbeelden te over van verbeeldingsproducten die vergezocht lijken en geen enkele relatie hebben met real life. Harari noemt in zijn artikel de 72 maagden die de martelaar in het paradijs opwachten. Mensenoffers bij de 16e eeuwse Azteken, giftige slangen vasthouden bij evangelicals: allemaal ficties, producten van de verbeeldingskracht die de Darwin Awards waardig zijn en die ondanks hun onmenselijke kant miljoenen mensen in hun ban houden.
Ruimte tussen fictie en waarheid
In deze simpele tegenstelling: verbeelding en leugen versus waarheid en real life, is het mogelijk om enige nuance aan te brengen. Nicolaas van Cusa, filosoof en theoloog in de hoge Middeleeuwen, staat bekend om zijn docta ignorantia, zijn geleerde onwetendheid. Hij stelt dat God en de wereld zo groot zijn dat wij gewoon niet alles kunnen begrijpen. Zijn conclusie is dat je andere mensen nodig hebt, andere perspectieven zouden wij nu zeggen, om de rijkdom van real life te benaderen. Als christen moest je met moslims praten om samen iets meer van de rijkdom van God en wereld te begrijpen.
Op deze wijze komt er ruimte tussen de truth en de fictions van Harari. Waarheid vinden is hard werken en je hebt er meer voor nodig dan alleen je (eigen) verstand en waarnemingsvermogen.
In dezelfde Verlichting waarin de rede bejubeld werd komt ook aarzelend – als een Processie van Echternach zegt Heumakers – het idee op dat de mens naast rede en waarneming over nog een vermogen beschikt: de verbeeldingskracht. De Klassieke Oudheid kende dit vermogen niet, of, als ze wel zoiets beschrijft dan toch vooral zoals Harari dat doet: als een instrument van illusies en bedrog om jezelf of anderen te manipuleren. Verbeeldingskracht is een uiting van menselijke creativiteit. Een gave die wij nu verbinden met het maken van kunst, maar ook met de innovatiedrift van de huidige neoliberale fase van de economie. Voor de oude Grieken was het maken van kunst een imiteren, niet een scheppen. De christelijke God is een schepper die iets nieuws schept: creatio ex nihilo. Aarzelend, beetje bij beetje, wordt die eigenschap ook aan zijn schepselen overgebracht. Vooral in de Renaissance laten de Humanisten die ideeën boven het maaiveld uitgroeien.
Humanisten en de menselijke scheppingskracht
Nicolaas van Cusa was een vertegenwoordiger van de stroming die de lofzang hief op de veelzijdigheid van de menselijke vermogens. Als je zegt dat een geleerde onwetendheid bedrijft, sta je aan het begin van een zoektocht naar kennis. Nicolaas van Cusa dus, maar ook Petrarca, Lorenzo Valla, Pico della Mirandola, Erasmus, Johannes Calvijn, allemaal zagen ze in de boeken van de Klassieke Oudheid het bewijs van de grootheid van de menselijke vermogens. Deze humanisten waren verrukt over de schatten die in die tijd opgedolven werden uit verstofte kloosterbibliotheken. De individuele mens was blijkbaar tot veel in staat: het beeld van de Schepper nu ook zelf een schepper.
Calvijn, die vaak wordt gezien als een zuurpruim met alleen maar verboden op zijn zang, schrijft bijvoorbeeld in zijn Institutie (1559): ‘In vroeger tijden hebben sommige wijsgeren de mens dan ook niet ten onrechte ‘een wereld in het klein‘ genoemd, want hij is een uitzonderlijk toonbeeld van Gods macht, goedheid en wijsheid.‘ Pico della Mirandola (1463-1494) bejubelt in zijn Oratio de hominis dignitate, de waardigheid van de mens die eruit bestaat juist geen vaste eigenschappen te hebben, zoals de kracht van de leeuw of de vleugels van de arend en derhalve alles zou kunnen worden, beest of engel!
“Laaf je aan kunstwerken als een dorstig hert bij een koele rivier, ontkomen aan de jacht“
Van eindige kosmos naar oneindig universum
De scheppingskracht van de mens wordt in de latere Verlichting en vooral in de Romantiek verbeeldingskracht genoemd. Verbeeldingskracht maakt het mogelijk om je een voorstelling te maken van dat wat nog niet gezien kan worden. Natuurlijk kan het vermogen iets te zien wat er nog niet is ook leiden tot bedrog en manipulatie, zodat boze jongeren slangen opnemen of bomgordels, verleid door beloftes over maagden en verlossing uit ons tranendal. Het kan echter ook leiden tot een ongehoorde vlucht van de wetenschappen. Verdoving bij operaties, koelmachines en thermokleding, fabelachtige communicatietechnieken, inzichten in fundamentele natuurkrachten; een hoorn des overvloeds, volstrekt uniek in de menselijke geschiedenis. Allemaal voortkomend uit dat wonderbaarlijke vermogen van ons, mensen, tot verbeeldingskracht. Het vermogen om alternatieven te zien voor de huidige wereld.
Niet louter technische uitvindingen en wetenschappelijke theorieën bloeiden op door het groeiende zelfvertrouwen in de eigen mogelijkheden. Ook ideeën over de plek van de mens in de wereld begonnen te verschuiven. Bisschop Ussher van Ierland publiceerde in 1650 Annals of the World, waarin hij een opsomming gaf van de tijdstippen van Bijbelse gebeurtenissen gerekend vanaf de eerste oorsprong. Hij concludeerde dat de eerste dag der Schepping plaatsvond op 23 October 4004 vC.
Het feit dat hij dit zo nauwkeurig kon napluizen is al een teken van modern zelfbewustzijn, maar de tijdsspanne waarin dit allemaal plaatsvindt, met een aarde die zo‘n 6000 jaar oud is, is nog lang niet modern. Ook andere culturen buiten het Westen hadden dit soort tijdshorizonten: vòòr ons zijn er hoogstens enkele duizenden jaren geweest, zeker niet meer. Dit beperkte tijdsbegrip paste bij een universum dat ook ruimtelijk begrensd was: de aarde in het centrum van het Al, daaromheen cirkelden maan, zon en planeten. De grens van dit alles was de sfeer der vaste sterren. Inderdaad, een knus, overzichtelijk heelal, groot, maar niet oneindig groot. Met een tijdsmaat die daarbij paste: een paar duizend jaar. Een menselijke, humane schaal in tijd en ruimte.
De ontwikkeling van de natuurwetenschappen heeft deze overzichtelijke wereld uit elkaar gehaald en er iets onvoorstelbaar groots voor in de plaats gezet. Dat ging niet vanzelf, natuurlijk. Beroemd is de uitspraak van Blaise Pascal in zijn Pensées (1669): ‘Le silence éternel de ces espaces infinis m‘effraie‘: de eeuwige stilte van die ruimten maakt mij bang: de oneindigheden boven ons, met rondtollende sterren en andere hemellichamen, maar ook de oneindigheden beneden ons.
Die angst van Pascal is niet bij iedereen van zijn tijd voelbaar, in tegendeel. Het optimisme over de – weliswaar – kleine mens in een oneindig universum heeft vaak de overhand. Optimisme over de geweldige mogelijkheden die de mens heeft om een bijdrage te leveren aan de wereld. Kijk maar naar de humanisten van de Renaissance, ze hadden plezier in hun scheppingen, hun kunstwerken.
Menselijke vrolijke vrijheid
In de huidige tijd spreekt men veel over het Antropoceen, het tijdperk van de mens. Dat past in het universum dat door de natuurwetenschappen is ontsloten: wij, als homo sapiens, bestaan in een oneindig heelal en leven maar een ogenblik temidden van onmenselijke tijdsspannen, Cambrium, Devoon, Holoceen.
Nu is er dus een nieuw tijdperk aan toegevoegd, het Antropoceen, het tijdperk waarin de activiteit van de mens het klimaat en de atmosfeer beïnvloeden. Dit Antropoceen is echter geen optimistisch tijdperk. Er hangt een sfeer van apocalyptiek omheen: een troosteloos afdrijven naar de afgrond van het grote sterven, de oerkolk van de plastic soep, het stijgende kooldioxidegehalte in de atmosfeer. Door ons eigen handelen verpesten we ons eigen nest, de aarde.
Wat contrasteert dit deprimerende Antropoceen met het optimisme van de humanisten. De laatsten waren opgetogen over wat we allemaal niet konden bereiken. Lees de teksten van Cusanus, Mirandola en van Calvijn! Verwonder je over de kunstwerken van Leonardo da Vinci en Michelangelo! Kunst als herinnering aan onze menselijke vrijheid.
Naar mijn stellige overtuiging is de rol van de kunst in de huidige tijd om de mens, die verantwoordelijk is en blijft voor het Antropoceen, te wijzen op zijn vrolijke vrijheid, zijn scheppingskracht en zijn verbeeldingsenergie. De toekomst ligt niet vast en wij zijn niet gedetermineerd door het verleden. Wat de algoritmen ook mogen suggereren: wij zijn mens en dus vrij. Vrij om iets nieuws te scheppen. Vrij om onze verantwoordelijkheid te nemen voor het Antropoceen en die om te buigen naar een feest, hoe moeilijk dat ook moge zijn.
Geniet van je menszijn. Laaf je aan kunstwerken, als een dorstig hert bij een koele rivier, ontkomen aan de jacht. Want in zekere zin ben je een dorstige ziel, temidden van onheilsprofeten en algoritmen. Hervindt de vrijheid van je menselijk scheppingsvermogen.
Wilhelm Weitkamp is directeur ArtEZ Academie voor Art & Design Zwolle