Wat zou ieder kind moeten mogen leren over kunst
Over het nieuwe curriculum voor po en onderbouw vo
Auteur: Marie-Thérèse van de Kamp | Beeld: The Obliteration Room Yayoi Kusama National Gallery Singapore, foto C. Y. Shing 2017, Flickr (CC BY-NC-SA 2.0)

Over deze vraag heeft een team van docenten en schoolleiders onder leiding van SLO goed nagedacht en vervolgens een visie, opdrachten en bouwstenen ontwikkeld voor een nieuw curriculum. In dit artikel ga ik in op wat een curriculum is, hoe het voorstel voor het herziene curriculum voor kunst en cultuur eruitziet en hoe je als docent er al mee kunt experimenteren.
Hoe kun je nu als docent, cultuurcoördinator of culturele aanbieder handen en voeten geven aan deze curriculumherziening? Wat moet je daarvoor weten?
Een curriculum is een leerplan waarin het waartoe, waarheen, het wanneer en hoe van het leren beschreven is. Het landelijke curriculum kent voor het primair onderwijs kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie, en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs kerndoelen voor het leergebied Kunst & Cultuur. Al deze streefdoelen zijn erg globaal geformuleerd. Omdat doelstellingen echter de leidraad voor het onderwijs zijn en dus ook voor de beoogde onderwijskwaliteit moeten zorgen, is het belangrijk dat ze helder en precies geformuleerd zijn en bovendien aansluiten bij de actualiteit en toekomstbestendigheid van het onderwijs.
Toekomstbestendig onderwijs
Bijna tien jaar geleden stuurde het ministerie van OCW een brief naar de Tweede Kamer over toekomstgericht funderend onderwijs (Dekker, 2014) met daarin de opdracht dat het ‘waartoe’ van het onderwijs herbekeken zou moeten worden om te bezien of het huidige onderwijs voldoende toekomstbestendig is. De brief was het startsein voor een (herziene) koersbepaling voor het curriculum in het funderend onderwijs. Onder leiding van Platform Onderwijs 2032, een groep deskundigen, startte een brede maatschappelijke discussie over het onderwijs van de toekomst.
Als laatste werden leraren bij deze discussie betrokken. Die hadden grote bezwaren over de inhoud van de discussie en het was hen vooral niet duidelijk waar de verschillende vakgebieden nu precies een plek zouden krijgen. Met andere woorden: vakoverstijgende vaardigheden zoals de 21st century skills, waren bepalend geworden terwijl de vakspecifieke kennis ondergeschikt gemaakt leek. De gedachte hierbij was dat onderwijs voor de toekomst vooral om vaardigheden zou moeten gaan, (feiten)kennis zou wel van internet gehaald kunnen worden. Menig docent fronste hierover de wenkbrauwen, want goed onderwijs – dat van vroeger, nu en in de toekomst – kan niet zonder een kennisbasis en moet ook vakspecifieke en vakoverstijgende vaardigheden aanleren.
Lees het hele artikel in KZ04/23