To be or not to be? Mentaal welzijn in het theateronderwijs
Auteur: Lara Broekman | Collage: Roland Conté

To be or not to be? Mentaal welzijn in het theateronderwijs
Auteur: Lara Broekman | Collage: Roland Conté

Zijn of niet zijn? Dood of leven? Het zijn de beroemdste woorden uit de toneelliteratuur. Hamlet weet het niet. Uiteindelijk sterft hij een tragische dood, maar zijn vragen leven door, iedere keer dat het stuk gespeeld wordt. Want ze bieden troost en geven richting. Aan spelers en publiek, in het theater en in het klaslokaal.
Als toneelspeler is je lichaam je instrument. Je doet alsof je iemand anders bent door je fysiek, je mimiek en je stem op een bepaalde manier te gebruiken. Tijdens theaterlessen wordt dit instrument getraind. Leerlingen krijgen speloefeningen waarin ze zich moeten inleven in de ander. Ze leren hoe ze hun lichaamstaal kunnen inzetten om een emotie of intentie over te brengen. En hoe ze door hun stemgebruik een tekst betekenisvol kunnen uitspreken. Tijdens theaterlessen zijn leerlingen vooral praktisch bezig. Je leert door te doen. Dat doen betekent uitproberen, oefenen en bijschaven. Misschien toch wat lichter lopen? Of juist iets lager spreken? Of net iets meer die schouders naar achteren trekken? Wanneer is het personage goed zichtbaar voor het publiek? En wanneer geloofwaardig? Een speler moet natuurlijk wel waarachtig spelen. Anders geloven de toeschouwers er niets van en zullen ze niet geraakt worden.
Lichaam en geest
Dat het lichaam een belangrijke rol in theateronderwijs speelt, bevestigt theaterwetenschapper Cock Dieleman in zijn artikel ‘Lichamelijk leren in en door theater’ in Cultuur+Educatie (Dieleman, 2024). Maar, zegt Dieleman, “lichaam en geest zijn niet van elkaar te scheiden”. Echt ‘in de huid van de ander kruipen’ is onmogelijk. Een speler kan alleen maar zijn eigen lichaam gebruiken. De cruciale vraag bij toneelspelen is dan ook: wat zou ik doen als ik die persoon was in die situatie? Een speler doet niet alleen, maar denkt vooral veel. Want door te denken als het personage, ga je als vanzelf bewegen als het personage. Je moet je vooral verbinden met het personage. Inleven in een ander lijkt vooral een cognitief proces te zijn. Maar vergeet niet, ons brein is onderdeel van ons lijf. De wisselwerking daartussen is een complex proces waar nog altijd wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan. Het is dus net zo goed een lichamelijk proces. Of beter gezegd, het is een gezamenlijk proces dat gelijktijdig plaatsvindt. Want, zegt Dieleman, “wat er in onze hersenen gebeurt, staat niet los van de zintuiglijke ervaring en andere lichamelijke processen” (Dieleman, 2024).
Therapeutisch
Voor een acteur die William Shakespeares Hamlet speelt, is het best een uitdaging om antwoord te geven op de vraag: wat zou ik doen als ik Hamlet was en dit zou meemaken? Hamlet heeft net zijn vader verloren. En terwijl hij nog midden in dat rouwproces zit, besluit zijn moeder om met zijn oom te trouwen. Probeer dat allemaal maar eens waarachtig te spelen! Sommige mensen denken dat je dat pas kunt als je zelf hebt meegemaakt wat Hamlet is overkomen. Dat is een illusie. Verbinden met jezelf betekent op zoek gaan naar de gedachten en gevoelens van het personage die resoneren met iets in jezelf. We kennen allemaal pijn, verdriet en angst. Een speler moet zichzelf toestaan om die emoties toe te laten tijdens het spelen. Want eigenlijk moet je het niet spelen, maar het voelen. De woorden ‘zijn of niet zijn’, ‘dood of leven’, worden dan niet alleen Hamlets woorden, maar jouw woorden. Toneelspelen kan daarom therapeutisch werken. Je put uit je eigen emoties en je persoonlijke leven. Als je Hamlet speelt, word je min of meer gedwongen om over je eigen bestaan na te denken en je bewust te worden van je gevoelsleven. Dat geldt niet alleen voor spelers, maar ook voor het publiek. Al in de Klassieke Oudheid kende men de therapeutische invloed van theater op het mentale welzijn van mensen. Aristoteles noemde dat catharsis. Het kijken naar het lijden van personages op het toneel zorgt voor loutering bij de toeschouwers. Het verlicht je eigen pijn en verdriet.
Lachen is gezond
Het klinkt bijna alsof theater een bijzondere vorm van groepstherapie is. Dat is het natuurlijk niet. De verhalen in het theater kunnen je helpen in het leven, maar ze lossen geen problemen op. Door Hamlet te spelen ben je niet opeens van je depressie af. Sterker nog, het lijden van deze tragische held kan je rotgevoel misschien juist versterken.
Tijdens de gemiddelde theaterles zal Hamlet niet zo vaak worden gespeeld. Ook de eerdergenoemde loutering zal niet vaak voorkomen. Als ik kijk naar mijn leerlingen die aan het toneelspelen zijn, dan zie ik vooral heel veel lachende gezichten. Ze hebben plezier in het spelen van (uitvergrote) personages en situaties zoals ‘jullie zijn criminelen met smetvrees en zoeken een plek om een rottend lijk te dumpen’. Ook de leerlingen die toekijken, hebben een glimlach op hun gezicht. En soms, als een scène tijdens de les een Monty Python-achtige absurdistische over-the-top steengoed getimede komedie wordt, dan rollen de tranen over onze wangen en krijgen we buikpijn van het lachen! Op die momenten maken onze hersenen endorfine aan, waardoor we ons gelukkig voelen. Lachen is gezond. Het bevordert ook ons mentaal welzijn. En werkt net zo goed louterend.
Dus laat je vooral raken. Als speler en als publiek. In het theater en in het klaslokaal. Met een lach en een traan.
Dit artikel stond in KZ02/2025.
Lara Broekman heeft Theaterwetenschap gestudeerd en de Docent Theater opleiding gedaan. Ze werkt als docent drama, kunst algemeen en ckv op een middelbare school.
Meer weten? Lees het artikel ‘Lichamelijk leren in en door theater‘ van Cock Dieleman in Cultuur + Educatie.