‘Leraren’ in de Kamercommissie OCW
Blog / Piet Hagenaars / 20-02-2025

Hoe denken Kamerleden over het leraarschap? En hebben zij wel invloed op het onderwijsbeleid? Piet Hagenaars luisterde naar een debat van de Kamercommissie Onderwijs over ‘Leraren’ en maakt zich druk.
Het is tamelijk teleurstellend om naar het geharrewar van Kamerleden en bewindslieden te luisteren, zeker als ik me af ga vragen of iedereen wel weet waarover hij het heeft. Zoals bij het item ‘Leraren’, enkele weken geleden in de Kamercommissie Onderwijs. Een onderwerp met nogal wat invalshoeken en stokpaardjes. Het grote aantal routes naar het leraarschap en de bekwaamheidseisen kwamen aan bod. En ook het lerarentekort, de werkdruk, de begeleiding van startende docenten en het systematisch betrekken van leraren bij het landelijk onderwijsbeleid.
Wat mij tijdens zo’n debat bezighoudt zijn opvattingen van Kamerleden over het leraarschap. Een aantal partijen constateren dat startende leraren te veel administratieve werkdruk ervaren en te weinig vrijheid om het eigen vak vorm te geven. Volgens Rooderkerk (D66) moet de leraar “de kern zijn van al het onderwijsbeleid“. Het leraarschap is “gewoon echt een prachtig vak”, meent Soepboer (NSC). “Een leraar zijn voor iemand, is het mooiste wat er is. Het is geweldig om mensen te inspireren, om mensen kritisch na te leren denken en nieuwe vaardigheden aan te leren, om een voorbeeld te kunnen zijn, om het verschil te kunnen maken.”
Voor Uppelschoten (PVV) is de leraar “degene die de leerling in staat stelt om zich te verheffen; hij is sleutelfiguur in het emancipatieproces”. Hij vindt dat “We moeten stoppen met het idee van de leraar als coach en ons richten op het vakmanschap. Het onderwijs heeft geen behoefte aan vage rollen of modieuze trends die losstaan van wetenschappelijk onderbouwde methoden.” Van Zanten (BBB) sluit zich daarbij aan en stelt vast dat “docenten zich gewoon willen bezighouden met hun vak en niet met al de randzaken die ze er nu bij krijgen”. Het gaat dan “bijvoorbeeld ook over de manier van lesgeven, die nu heel erg gericht is op het vormende, op zelfreflectie en op leren samenwerken. Maar moet je niet gewoon rijtjes stampen, tafels leren en geschiedenis krijgen zoals het bedoeld is?”
Dat ergert me, alsof er geen andere vormen van doceren en leren zijn, zoals de directe instructie, zelfregulerend leren, samenwerkend leren en procesgericht leren, dat veelal in het kunstonderwijs wordt toegepast.
Plots wordt het spannend aan het eind van het debat. Paul (VVD), staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, krijgt het directe verwijt van meerdere partijen dat zij moties van een meerderheid van de Kamer niet uitvoert. Dit gedrag frustreert. Vooral Soepboer windt zich op: “Wat ben ik hier in godsnaam aan het doen? Waarom zit ik hier? Waarom voeren we deze debatten? U zegt dat dit het belangrijkste debat van het jaar is, maar u weigert gewoon een motie uit te voeren.” Rooderkerk doet ook een duit in het emotie-zakje: “Er worden ons alleen maar brieven beloofd, het hele debat al.” “Wij vragen gewoon om actie.”
Dan blijkt de invloed van Kamerleden op het onderwijsbeleid – in ieder geval op dit punt – weinig om het lijf te hebben.