De toekomst van het jong gebroed

Blog / Tijl Bossuyt / 06-11-2025

Stijgende prijzen, onrust in de wereld, het milieu naar de verdoemenis: onzekerheid troef, dat is samengevat de waan van de dag. Je zal nu maar een tiener zijn, denkt Tijl Bossuyt. Hoe ga je onder deze omstandigheden dan kansen krijgen?

Een tiener moet kunnen experimenteren, moet kunnen leren uit ervaring en al doende een weg zoeken in deze rommelige wereld. Dit alles om te zien welke kant hij of zij zal uitgaan en welke wereld hij of zij wil meehelpen te realiseren.

Maar wat krijgen we in plaats daarvan? Regeringen in Europa betalen zich blauw aan militair speelgoed ter verdediging. Tegelijkertijd wordt er minder geld uitgetrokken om het klimaat te redden. Voor wat? De welvaartsstaat.

Overal herschikt men budgetten en wordt er bespaard op welzijn, wetenschap, ontwikkelingshulp, cultuur én op de noodzakelijke werking van de democratie. Ondertussen zie ik dat het ook niet goed gaat met het onderwijs, de rust- en verzorgingssector, de wetenschappelijke instellingen, onze erfgoedsector en tot slot gaat het ook niet goed in de kunst- en culturele sector die al jaren stagneert en er dus op achteruitgaat. 

Kortom de pleuris zit erin! Wat we weten uit ons verleden? Als angst regeert, plooit de mensheid zich terug op zijn ego! Kortom: ik moet dit overleven. Geen solidariteit, geen verdraagzaamheid, geen delen, geen empathie. Dus, ‘ik eerst!’ Dit lijkt wel de politieke en maatschappelijk slogan van deze tijd. Het helpt niet dat er ook een aantal wereldleiders datzelfde gedrag vertonen.

Psychische klachten
Je zal dus maar een tienerjongere zijn die zijn toekomst wil vormgeven. Niet voor niets ziet de hulpverlening een stijging bij jongeren met onzekerheid, met fysieke en psychische klachten. 

Onlangs nog, kreeg ik een tekening van iemand, een donker gemaakt blad met vage tekens die leken op mensen. Het was weinig uitgesproken. Later bleek de tekening deze tijd te moeten voorstellen: een in zichzelf gekeerd beeld dat slechts in vage tekens een beeld schept van een beroerde tijd met hoop op een lichtstraal.

Kinderen, jongeren ze verdienen beter dan deze erfenis. Nochtans is het niet moeilijk om kleur en licht te laten schijnen. We hoeven enkel onze stem te verheffen, terug naar buiten te kijken en buiten onszelf te denken. Ze verdienen het, ons jong gebroed, dat de toekomst gaat maken!  

Tijl Bossuyt is auteur en betrokken bij De Veerman, een kunstcollectief in Vlaanderen dat actief is in de kunsteducatie.

Breder kijken naar taal

Blog / Tijl Bossuyt / 22-05-2025

In het Vlaams onderwijs wordt vol ingezet op leesvaardigheid. Maar hoe zit het met andere talen dan de letterkundige, zoals lichaamstaal en beeldtaal? In deze tijd van nieuwe media pleit Tijl Bossuyt ervoor de blik op taal te verruimen.

Donderwolken in het Vlaamse onderwijslandschap. U had het wellicht gehoord, het gaat niet goed met taal en wiskunde. Dus de remedie: alle focus op taal en wiskunde. Een sterk curriculum en nog veel sterkere uitspraken van Jan en klein Pierke over hoe het allemaal beter kan en moet.
Wat hierin opvalt, is dat men taal verengt tot lezen (technisch en inhoudelijk). Schrijven komt met moeite aan bod in de discussie en andere talen dan de literaire al helemaal niet; over beeld- en lichaamstaal, muzikale en dramatische taal wordt niet gesproken. Vreemd toch in een wereld van beeld en geluid, een wereld vol podcasts, TikTok en andere sociale media. Je vraagt je af of onderwijskundigen zich bewust zijn van de wereld waarin ze leven. 

Bagger en flauwekul
Toen de boekdrukkunst het levenslicht zag, was men zich al evenmin bewust van de draagwijdte van het medium. Behalve voor de verspreiding van gereformeerde pamfletten, zorgde het vooral voor spreiding van kennis en meningen. Ik denk dat een soortgelijk fenomeen zich herhaalt, zij het in een andere vorm. Allerlei media, sociale en andere, zorgen voor een ongelofelijke toegang tot kennis, meningen en een hoop bagger en flauwekul. Maar het is breed gespreid en makkelijk bereikbaar. Een bedreiging voor sommigen, een zegen voor anderen. Het geeft, net als bij het begin van de boekdrukkunst, aanleiding tot mooie en lelijke gebeurens: manifestaties, kennisspreiding, gewelddadige acties, vredesacties, leugens en waarheid.
In deze nieuwe wereld is men niet enkel literair bezig, maar men hanteert de diverse talen door elkaar (beeld, geluid, beweging…). Dus het niet gewapend zijn in het lezen van deze talen zou nefast kunnen zijn. Maar ook het kritisch benaderen en het zelf kunnen hanteren van deze talen blijft een uitdaging voor vandaag en morgen. Deze talenwereld evolueert snel, heel snel.
Kortom: breder kijken naar taal, en de bijzonder kunstzinnige taal die ook wiskunde is, zou wel eens in de aandacht mogen! De ontwikkeling van álle talen is nodig om als kritische en kennisvolle burger dit bestaan aan te kunnen. Daarom verdienen kunstvakken – kennis en vaardigheden – eveneens grote aandacht in het onderwijs anno 2025 en verder.

Oefenen in vrijheid

Blog / Tijl Bossuyt / 13-03-2025

Kunst, soms lijkt het alsof niemand erop zit te wachten en het nut ervan ver te zoeken is. Toch verlangt Tijl Bossuyt naar de ‘ultieme vrijheid’ van het lege blad.

Van alle bezigheden was het creëren van kunst het opmerkelijkste wat ik kon kiezen. Niets moest, niets was voordien duidelijk en wat nadien kwam, was niet bepaald. Nut, zoals bepaald in onze economisch georiënteerde samenleving, had het evenmin en de zinvolheid kon niet worden gegarandeerd. Dus er gaapte een grote lege ruimte voor mij, die ik geheel zelf en vol zekerheid of onzekerheid mocht innemen. De vraag was of mijn moed en zelfvertrouwen groot genoeg waren om dit te doen. Daar mijn kunstenaarschap begon met een vaag idee, dat steeds meer de weg naar buiten zocht, kon ik het niet weerstaan. Na een bijna eindeloos en uitzichtloos lijkend zoeken, experimenteren en keuzes maken, bracht ik iets voort en liet het los op de wereld. Nadien volgden commentaren en al dan niet schouderklopjes of applaus.

Zo moeten we ons kunst voorstellen. Niemand vraagt erom, niemand zit erop te wachten en toch, waar mensen zijn speelt dit. Beter nog: hoe beschaafder, hoe vrijer een samenleving, hoe meer het aan bod lijkt te komen. Of is dit laatste een overdrijving? Ik kan enkel vaststellen dat het maken de ultieme vrijheid inhoudt en die ruimte ook nodig geeft. Neem nu het maken van een tekening. Dit mag op een maagdelijk wit blad of in het zand of eender waar. In ieder geval sta je voor het lege niets, met de wetenschap dat allen die je zijn voorgegaan en dat lege niets al eens hebben gevuld met hun ideeën, wanen, clichés, tekens en symbolen, allen die een innerlijke drang hadden om dat te doen, dezelfde uitdaging aangingen. Die uitdaging bleef: hoe ga ik om met deze vrijheid?

Was het om erkenning dat ik koos voor de kunst, het delen van ideeën, meningen en gedachten die speelden, of was het spelen om te spelen? Alles mocht en kon immers, zelfs het stoutste. Wie zal het zeggen? Maar mijn punt is: het maken van kunst blijft iets waarbij we leren om te gaan met de vrijheid van het lege blad, de stille ruimte… Het is geen bezighouden of tijdelijk verlies van zinnen. Het is zoeken naar de zinvolheid, de bewegingszin, de woordbetekenis, de geluidsoverdracht. Waarom zouden we dat mensen onthouden en al helemaal de opgroeiende mens die zoekt naar hoe morgen alles beter kan?

Deeltijds kunstonderwijs een klein paradijs

Blog / Tijl Bossuyt / 17-10-2024

We juichen! In Vlaanderen gaan zo’n 206.000 mensen in hun vrije tijd naar formeel deeltijds kunstonderwijs (dko). Een 75% daarvan zijn kinderen en jongeren tussen de 6 en 18 jaar, dat zijn er dus ongeveer een 150.000. De totale schoolgaande populatie in die leeftijdsgroepen is ongeveer 1.200.000 leerlingen. We kunnen dus met enige zekerheid vaststellen dat 12,5 % van alle leerplichtige kinderen en jongeren deelneemt aan de diverse programma’s van het dko (muziek, woord, dans en beeld). Een soort formeel leren over en in de kunsten in de vrije tijd.

Voor de kostprijs hoeven we het niet te laten; een inschrijving in het dko voor jongeren beneden de 18 jaar bedraagt 83 euro voor een jaarcyclus, jongeren van 18 tot 25 jaar betalen 161 euro en volwassenen 379 euro. Er zijn bovendien verlaagde tarieven voor kansengroepen en leen- en huursystemen voor kinderen en jongeren die een instrument willen bespelen. In feite zijn er dus weinig financiële drempels om deel te nemen. Dat menig buitenlander watertandend naar dit systeem kijkt, zal niet verbazen. Het is dan ook een ferm gesubsidieerd landschap met een grote spreidingsgraad over vele steden en gemeenten.
Een rondvraag leert dat sportclubs tussen de 50 à 150 euro jaargeld vragen, met enkel uitschieters naar boven al naar gelang de discipline die men wil beoefenen. Dat er slechts 12,5 % kinderen en jongeren deelnemen, zal dus zeker niet aan het hoge tarief liggen.

Wat wel speelt, is dat het formeel onderwijs is met een volwaardig leerprogramma. Dat vraagt dan ook inspanning; bij muziek ben je al snel twee tot 3uur per week aanwezig op de muziekschool. Dan is er ook nog het oefenen thuis, en waar je het in de beginnende fase nog haalt met een 15 minuten, loopt dat vervolgens systematisch op tot een uur per dag. Voor al die inspanningen kent men ook getuigschriften en diploma’s toe, die evenwel geen enkel civiele waarde hebben. Wil je als jongere doorstromen naar het conservatorium of een academie beeldende kunsten dan wacht een ingangsexamen, het diploma dko kan daar niets aan veranderen.

Toch blijft het bij mij wat wringen dat slechts één op de acht kinderen en jongeren deelnemen. Een vermoeden dat een infiltratie met initiaties in het reguliere lessenrooster van elke leerling zou kunnen helpen, is nooit onderzocht. Toch staan kunst en cultuureducatie (onder diverse andere benamingen) in de diverse leerprogramma’s voor de leerplichtige.
Ik denk dat hier een schone kans ligt – net als die kans er ook is voor sport en lichamelijke opvoeding. Wat meer horizontale integratie tussen vrijetijd en leertijd, zou dat helpen aan motivatie en levensvreugde? Een mooie onderzoeksvraag lijkt mij.

Verveling leidt tot spelen

Hoerageroep alom! Vakantie, of in andere gebieden vakantie in zicht. In Vlaanderen heet het de grote vakantie, in Wallonië is die wat ingekort en verdeeld over het jaar; volgens vaste principes en wettelijke regels, net als in Nederland.

Tegelijkertijd klinkt een dringende oproep om het tekort aan monitoren voor speelpleinen en begeleiders van lokale bezighoudacties tegen te gaan. Onze kinderen moeten immers geanimeerd worden. Er is ook vraag naar reisbegeleiders, campinganimators en reisleiders, want ook wij moeten beziggehouden worden. Het lijkt wel of we ons brein en de eigen creativiteit opzij willen schuiven.
We gaan immers met zijn allen naar de zon of – als tegendraadse burger – naar koele oorden. Het juk van een school- of werkjaar mag er even af!

Je vraagt je af wat er mis is met het even niet te weten. Even niet weten hoe de tijd zal worden ingevuld, omdat je zelf mag kiezen. Om dan verbijsterd bij jezelf op te merken dat wat eerst op verveling lijkt bol staat van wat je onderweg in de drukte liet liggen. Spelen en bespelen met wat op je pad komt! Niets zaliger dan loslaten en laten komen wat komt, zelf nieuwe regels verzinnen, het spel zelf in elkaar mogen boksen met regels die totaal irrelevant zijn in het dagelijkse van de sleur van de gerichtheid op doelen die een ander bedacht.

We moeten ze omarmen, de momenten van niet-weten! We moeten ze omarmen, omdat we die momenten mogen vullen met alle fantasie en vrolijkheid die louter uit onszelf komt. Dus weg met die massale trek naar zuid of noord, weg met die animators! Leve met wat eerst op verveling lijkt (en dat misschien eerst ook is). En dan vullen die leegte zoals een schilder zijn witte doek vult, de theatermaker de ruimte vult, de klank het eigen hart en dat van anderen beroert.
Ik leerde het als kind mijzelf aan, waarom zou ik het nu niet meer willen of kunnen?

Schone tijden die verveelmomenten
Schone tijden om zelf te vullen met zin en onzin!

Een eeuwigheid sukkelen en zoeken

In het begin van vorige eeuw, tussen twee oorlogen in, begon het ons te dagen.
Alles moet anders, mensen moeten weerbaarder, kritischer zijn, meer maatschappelijk bewust.

Pedagogen van die tijd (kort gezegd de reformpedagogen) wilden creativiteit, expressie en kunst inzetten als middel om dat alles te bereiken. Het duurde tot na de Tweede Wereldoorlog voor men schoorvoetend en met vallen en opstaan probeerde kunst, creativiteit en expressie een ruime en terechte plaats te geven in het onderwijs. Theaters, musea en kunstorganisaties kregen her en der ruimte om dit waar te maken. En ja, met vallen en opstaan. In de jaren 60 tot 80 was de drang groot en de verbeelding moest de toekomst maken. Helaas brachten oliecrisissen in de jaren 70 en 80 ons van dat pad. Onze verbeelding schoot blijkbaar tekort. Alles moest weer rationeler, functioneler.
Maar laten we toegeven: kunst is niet functioneel. Niemand die ooit de nuttigheid kon bewijzen van kunst. Behalve dat het er altijd al geweest is, kunnen we de nuttigheid ervan niet echt hard maken, en elke tijdsperiode gaat anders om met nut. Toch kunnen we het niet laten. We creëren en drukken ons uit in tekens, klanken en bewegingen. Dat moet toch volstaan als opzet.

Vorige week werd ik weer eens gevraagd om in een expertencommissie te zetelen over (jawel) kunst in onderwijs. Niemand kwam veel verder dan te zeggen wat reeds jaren werd gezegd, geschreven en zelfs gezongen: kunst helpt de persoonlijkheid te vormen, het versterkt kritisch denken, de creativiteit en kennis van culturen. Niemand wou dat ook maar in twijfel trekken, zelfs beleidmakers niet, ook al zetten die steevast wiskunde en taal voorop. Dus mochten wij zoeken naar waar de plaats van kunst dan wel moet zijn: naast het vooruitgeschoven taal en wiskunde.

Een eeuwigheid lang zoeken we al naar plaats en doel van kunst in opvoeding en onderwijs. Maar laten we gewoon bekennen: het is én essentie én noodzaak voor denken en handelen van de mensheid. Tijd krijgen om al zoekend naar onszelf, naar betekenis, naar taal en alle mogelijke uitdrukkingsvormen met kunst bezig te zijn is gewoon een noodzaak in het met elkaar omgaan, proberen onszelf, de ander en de wereld te begrijpen. De plaats lijkt me evident, kunst is nummer één de rest van de vakken moet dat ondersteunen.

Een eeuwigheid lang en nog durven we van kunst, creativiteit en expressie geen harde zaak te maken, met duidelijke doelen voor ontwikkeling gekoppeld aan alle andere doelen die we onderwijs meegeven. Telkens weer is het eerst taal en wiskunde en dan kunst terwijl ze meer gemeen hebben dan dat het vreemden voor elkaar zijn.

Een eeuwigheid van sukkelen. Het is een kunst op zichzelf

De rechte voren die getrokken moeten worden!

Na heel wat gezeur en veel leuren met allerlei gekwebbel over kunst- en cultuureducatie in het onderwijs in Vlaanderen is er nieuws. Binnen de krochten van het Departement Onderwijs werkt men aan een visietekst over kunst- en cultuureducatie. Uiteraard gaat dat gepaard met een bevraging van diverse spelers in het kunst- en cultuureducatieveld (of een deeltje daarvan), maar ook binnen het onderwijs en zijn deskundigen.
De vraag is of we moeten juichen dan wel treuren. Visieteksten zijn altijd een goede oefening om het denken te stimuleren. De inzet van heel veel denkers en experten hierbij is hoopgevend voor de toekomst. Goed onderzoek, evaluatierapporten en daaruit voortvloeiende conclusies en bedenkingen kunnen ook een enorme stimulans zijn.
Bij dit laatste moeten we durven onze wenkbrauwen te fronsen. Hebben we dat materiaal?

De Onderwijsinspectie is in haar rapporten niet altijd lovend over de kunstzinnige en cultuurvakken in het onderwijs. Maar de rapporten, die altijd aan lokale scholen worden gekoppeld, kennen geen overkoepelende onderzoeksstructuur die een visie of een beleid kan voeden. Ze wijzen vooral op het ontbreken daarvan.
Als we naar de leveranciers van het cultuur- en kunstenveld kijken is het nog erger gesteld. Al sinds het onderzoeksrapport van Anne Bamford (2006-2007), dat ondertussen meer stof dan daadkracht wist te vergaren, en slechts enkel goede intentieverklaringen maar weinig daadkracht met zich meebracht, is er weinig gebeurd. Ja, er werd nog een nieuwe stand van zaken van het cultuureducatieve veld opgemaakt, in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Onderzoekers Lode Vermeersch en Nele Havermans onderzochten de praktijk van gesubsidieerde cultuur- en jeugdorganisaties, hun beleid en visie op het overheidsbeleid rond cultuureducatie (2020). Behalve wat boeiende studiedagen en dito debatten die niet tot bindende besluiten leidden, is er echter weinig veranderd. Het gaat op zijn Vlaams of zoals ik wel eens durf te zeggen het is ‘Kotterie Flamand’ . Je kent het wel: elk zijn eigen kot in zijn eigen tuintje volgens eigen inzichten en vermogen.

Dit alles laat ons wel eens grondig verschillen van Nederland waar monitoring, onderzoek en evaluaties vrij snel impact hebben over te volgen lijnen. Niet dat ik dit zomaar toejuich, maar het maakt dat er makkelijker richting en strategie gemaakt kan worden.
Laat me duidelijk zijn, ik ben geen voorstander van te centraal gestuurde inmengingen in hoe het veld bewerkt zou moeten worden. Daar komt protest van (ik refereer aan de boerenstiel). Maar een overeenkomst over duidelijke en niet overdadige doelen en strategieën, gedragen door goede input van onderzoek, is meer dan welkom. Een dienst zoals Canon (de cultuurcel van het Departement Onderwijs) en de cultuureducatieve cel van het Departement Cultuur, zouden dit moeten of kunnen dragen en coördineren.
Als men uiteindelijk ook eens in de nodige middelen – getrainde en praktisch geschoolde mankracht, tijd, ruimte en financiële middelen – wil voorzien, zetten we een stapje in de richting van waar we al jaren naar smachten.
Ik wens het alle visiedenkers toe. . . . . En de boer? Die ploegde voort en probeerde rechte voren te trekken.

Kunsteducatie

of de macht van efficiëntie versus de kracht van ontwikkeling

Taal komt centraal te staan in het onderwijs in Vlaanderen. Uit noodzaak zegt men. Het niveau van begrijpend en technisch lezen gaat verder achteruit, het taalonderwijs is noodlijdend en we stevenen af op een ramp. Neem de statistieken erbij en je bent meteen overtuigd. Dus accent daarop, 100% aandacht daarvoor.

Ik haal mijn schouders op en kijk naar het schilderij aan de muur. Hoelang deed ik erover om dat beeld te zien, om dat beeld begrijpend te vatten, om het technisch te lezen?
Ik krijg geen vat op het antwoord hoe dat proces verliep. Wat ik weet is dat het jaren duurde en moeite heeft gekost. Ik verlaat het beeld en luister Bach. Ook daar stelt zich de vraag hoelang het duurde voor ik begreep, voor ik technisch . . . , voor ik doorgrondde en dan nog.
Maar een veel grotere vraag stelde ik mij naar de zin en de zingeving van dit alles. Hoelang deed ik erover om zin te geven en daardoor mijzelf een richting te geven in dit bestaan?

Het zal wel dat lezen en de literaire taalvaardigheid noodlijdend zijn, maar zou dat bij de beeldende, de muzikale, de lichamelijke taal anders zijn? Leven we in een literaire wereld? De discussies over taal en taalvaardigheid zijn ingegeven door de macht van de efficiëntie, niet door de kracht van de ontwikkeling van het mens zijn.

Waarom geen accent op de ontwikkeling van talen om de ontwikkeling van de mens in zijn complexiteit te benaderen? Waarom geen accent op beeld, muziek, literatuur, wiskunde, lichaam  . . . . De totaliteit zal het uiteindelijk halen van het fragment. De complexiteit van de simpelheid is een moeilijke, dat weten we. Tenzij we achter de vlag van de domheid blijven lopen regelrecht in het onverstaanbare.

Leve de talen in al hun geuren en kleuren en gezindheden!

Kunsteducatie voor een gezonde samenleving

Masteropleidingen in de kunsteducatie (verkorte en lange trajecten) bij de vleet, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Je moet er dus met een loep naar kijken om de verschillen te ontdekken. Sinds de drang naar schaalvergrotingen met al dan niet gedwongen fusies of samensmeltingen zijn de opleidingen weer geaccrediteerd of met huiswerk naar de herkansing gestuurd.

Ik mocht in de aanloop naar de accreditaties een kijkje nemen in de plannen van diverse hogescholen. Het valt op dat de plannen meer dan schoon ogen, bol staan van goede intenties en de opleidingen een bende aan bevlogen teamspelers aan boord hebben genomen. Allen hebben terecht torenhoge ambities voor het bedienen van het onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en het informele kunstenveld met gedreven en goed opgeleide masters kunsteducatie. Ik juich met hen mee, want ze zijn broodnodig in de praktijk.

Maar wat blijkt, hogescholen en zeker de kunsthogescholen zijn drooggelegde landschappen waar amper nog iets tot een volwaardige plant kan uitgroeien. De financiering is al tijden ondermaats, maar neemt nu dramatische proporties aan. Daardoor kunnen plannen wel mooi ogen, de praktijk is een verdroogd en dor landschap waar men zich redt met grote colleges, online theoretische verhandelingen zonder dialoog en meer van dat soort reddingsboeien. We zullen stilaan overgaan tot het schriftelijke afstandsleren met wat praktijkfilmpjes om het in het tijdperk van vandaag uit te drukken.

Zo erg is het nog niet, maar het beeld van het dorre landschap is in zicht. Ditmaal is het niet de schuld van niet-genomen klimaatmaatregelen, maar van ondermaats financierings- en erkenningsbeleid. Kunsthogescholen beeld, muziek, dans en drama kreunen en sukkelen verder. Hun masters kunsteducatie zijn sowieso al niet de favorieten wat middelen en steun betreft, we moeten beseffen dat indien dit landschap verdort er een woestijn overblijft.

De kunsteducatie in alle geledingen van onderwijs, kunsten en sociaal-cultureel en welzijnsveld is de broodnodige kweek voor een gezonde samenleving. Dit niet financieren en niet beleidsmatig steunen is een misdaad die de samenleving treft en een amputatie van de gezonde culturele beleving.

Kunst?

Wanneer kunst? Op welke leeftijd kunst? Waar kunst? Het lijken wel vragen die hardnekkiger zijn dan de kunst zelf. Moet kunst in onderwijs? Wanneer dan, hoeveel uren en in welke vorm? Op welke leeftijd is men toe aan kunst en wie brengt dat aan? Bij elke nieuwe beleidsperiode, bij elke hervorming van het onderwijs of de brede culturele sector keren deze vragen steevast terug.

Het lijkt mij simpel: zolang de mensheid en de menselijke beschaving bestaan zijn er vormen van kunst en kunstbeleving geweest. Soms erg primitief, soms religieus aangestuurd, soms getrokken door vrijbuiters en anarchisten, dan weer door een verfijnde club van ambachtslui of door denkers en vormgevers die het onbespreekbare wilden tonen.

Waaraan twijfelen we? Kunst is nooit een luxe geweest, altijd een noodzaak. Kunst is net zo nodig als die andere muze: de wiskunde die probeert een werkelijkheid te vangen in formules en letter- en cijfervoorstellingen (let vooral op het woord voorstellingen). Of laten we eens kijken naar die andere menselijke bezigheid, die van de taal. Waarin we stotterend met letters, woorden en zinnen proberen ons uit te drukken en met elkaar in verbinding te raken. Zoek zelf de verschillen!

Kunst kan en zal dus nooit een afwezige zijn in ons leven, of we dat nu willen of niet. Kunst zo ruim mogelijk aan bod laten komen in zoveel mogelijk verschijningsvormen is een maatschappelijke opdracht, voor het welzijn van iedereen. Wie daaraan twijfelt, twijfelt aan de mensheid en zijn natuurlijke drang om te spreken over het onuitspreekbare, om te tonen wat niemand ooit zag.

Het antwoord is simpel: kunst is een dagelijkse bezigheid die we overal moeten integreren!

Protest uit de schaduw

Weken van protest in Antwerpen nadat het stadsbestuur de projectsubsidies cultuur schrapt voor 2023, 2024 en 2025. 720.000 euro per jaar.

Protest in Vlaanderen nadat de Antwerpse schepen van cultuur als antwoord op de vraag ‘Wat zou jij doen als jonge kunstenaar vandaag?’, de gevleugelde uitspraak deed: ‘Ik zou gaan werken voor mijn centen zoals iedereen’. Dat dit bij velen in een verkeerd keelgat schoot moet niet verbazen. Alsof kunstenaars niet werken voor hun centen.

‘Waar staan we vandaag als culturele sector?’ is een vraag die zich steeds opnieuw opdringt. Wat is onze plaats en waar willen we die hebben? Zoals het nu is zijn er heel wat sectoren die niet overleven zonder subsidies. Een maatschappelijke keuze die we zelf hebben opgezet: welzijn, onderwijs, cultuur, zelfs landbouw en sommige economische sectoren. Allemaal werken ze met subsidies: lokaal, nationaal of Europees.

Wat moeten jonge kunstenaars? Wat moeten kunstenorganisaties die voor sectoren zoals onderwijs of welzijn werken en daar projecten en producties opzetten? Waar is het speelveld van de jonge kunstenaar die de weg naar morgen zoekt? Willen we die dan niet meer?

Het is een bittere pil, het lijkt of het begrip subsidieslurpers weer in volle opgang is. Het verzet is lastig omdat het een maatschappelijk debat is dat moet worden gevoerd, een debat over waar we naartoe willen. Wil men mensen laten participeren aan cultuur en specifiek aan kunst, dan zijn projecten kunsteducatie en participatie meer dan nodig. Willen de kunsten een toekomst hebben, dan is ondersteuning zonder waarborg op slagen van jonge kunstenaars, broodnodig.

We zullen dit hardop blijven zeggen tot eer en meerder glorie van de kunsten! Het protest mag uit de schaduw en luidop klinken, tenzij we niet meer willen dat jongeren spreken en vormgeven. Het zijn keuzes die voorliggen en een debat dat kansen moet krijgen!

 

 

 

 

 

Eeuwige dans

Ruth Lasters, stadsdichter van Antwerpen, mag een gedicht dat ze samen met haar leerlingen maakte over het onderwijs niet brengen als stadsgedicht en stapt op.
Het gedicht gaat over het verwerpelijke gebruik van labels in het Vlaamse onderwijs: de zogenaamde A- en B-stromen. Wie in een B-stroom terechtkomt wordt veelal als minder intelligent of minderwaardig aangezien door de goegemeente. Leerlingen en dus ervaringsdeskundigen getuigden de voorbije week hierover in diverse kranten en media en ook in het gedicht. Het gedicht werd door het stadsbestuur als politiek ervaren en mocht daarom niet als stadsgedicht.

De kracht van verboden kunsten zorgt meermaals voor een grotere spreiding dan men zou willen, gelukkig maar. Kunstuitingen verbieden is nooit een goede zaak.
Maar meer nog, leerlingen, studenten, mensen labelen is nooit een goede zaak gebleken. Ik was geschokt en kwaad door dit gebeuren en dacht aan mijn brokkenparcours in het onderwijs, waar men mij twaalf stielen en dertien* ongelukken voorspelde.
Daarom schreef ik dit:

Eeuwige dans

Ik weet niet of mijn stroom A, B dan wel X of Y was.
Ik mocht de scholen niet
Zij mij nog minder
Ze kwamen met woorden, cijfers en letters en ik bewoog alsmaar verder van hen af.
Als ik bleef ademen en bewegen kwam het goed.
Nu na jaren van schone dans weet ik ‘alles stroomt’.
Niemand neemt mij die vrijheid af.

 

*’Twaalf stielen en dertien ongelukken’, een oorspronkelijk Vlaamse uitdrukking met als minder sappige Nederlandse variant: iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn. Steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn.

Ik zal wel weer verkeerd hebben gedacht!

Onrust in het Vlaamse onderwijsveld dezer dagen. Een tekort aan leraren allerhande, een leerachterstand bij eenieder, de metingen voorspellen rampspoed,. . . En zo kunnen we nog een tijd doorgaan met wat er fout loopt.

In het Vlaams parlement schreeuwt een minister moord en brand. De onderwijskoepels (en dat zijn er een aantal in Vlaanderen) roepen er tegenin en leggen de schuld bij de minister. Dat spelletje is al een paar jaar bezig, naar oplossingen is niet gezocht.

En de leerling en student? Die krijgen hoofdpijn of een depressie van dat alles, want hun toekomst staat op het spel.

Wat wordt er zoal geroepen? Dat we terug moeten naar de kern van het onderwijs, dat we kennis moeten overbrengen en nog meer kennis moeten overbrengen. Het accent moet vooral bij wiskunde en taal liggen. Bij mijn weten is taal een expressiemiddel en hoort wiskunde bij de muzen, omdat het voorstellingen van een werkelijkheid probeert te vatten.

Maar o wee als je durft te spreken over muzische, expressie- of kunstzinnige vakken. Dat blijken lolletjes die best aan de kant mogen worden gezet. Net als het algemeen welzijn en het spijzen van door armoede hongerige magen met schoolmaaltijden.

Ik dacht nog even dat ruimtelijk inzicht, waarnemingsvermogen, voorstellingsvermogen en ga maar door belangrijke eigenschappen zijn die getraind en geoefend kunnen worden in kunstzinnige vakken. Maar ik moet ergens verloren gelopen zijn in mijn gedachten, ze blijken anno 2022 niet nodig! Afschaffen die handel en terug naar de ernst.

Ik wens hen veel succes, die roepers van terug naar de oude tradities, zonder de kwaliteiten die kunstvakken bieden ook maar in oogschouw te nemen en te zien waarover deze echt gaan! Ik zal wel weer verkeerd hebben gedacht, net als vele wetenschappers, kunstvakdocenten en anderen die met mij geloven in de schoonheid!!!

 

 

 

 

 

Het begrijpelijke on-begrijpelijk!

‘Of de workshop ook kan doorgaan zonder dat ze naar een repetitiemoment van het Antwep Symphony Ochrestra gaan’ en ‘of de workshop met de kinderen zittend kan aan de banken, ze mogen zich immers niet verplaatsen’. Ik frons mijn weelderige wenkbrauwen, draai mijn tong tienmaal rond en probeer zeer beleefd te antwoorden. Dat een programma, dat het grote symfonische werk wil ontsluiten, kinderen een ervaring wil meegeven met een muziekbeleving van een liveorkest. Dat een workshop ter voorbereiding niet enkel een intellectuele uitdaging, maar vooral een belevingsmoment moet zijn om achteraf te kunnen reflecteren. Dat we gezien de covid-19-omstandigheden beter alles naar een later nog onbepaald moment verplaatsen…
Ik begrijp de vraag, maar begrijp niet dat men probeert iets neer te zetten wat zijn doel voorbij schiet: een orkestbeleving zonder orkest. Je kan de coronapandemie van veel de schuld geven maar niet van slechte, verkeerde en fel afgezwakte doelen stellen aan activiteiten.

Maar er is meer. Een workshop aikido indoor kan, een workshop collectief tekenen of een amateurgroep theater niet. Hier geen verkeerde inschatting van doelen, wel van beslissingen zonder kennisname van een activiteit en hoe die al dan niet gezond kunnen verlopen. Het is deze dagen niet anders. Ik heb meer activiteiten geannuleerd, verplaatst, proberen aan te passen en dan toch maar geannuleerd omdat ze de doelen niet meer konden dienen, dan dat er activiteiten doorgingen. Vroeg iemand naar een analyse van ‘hoe en wat’ zodat beslissingen konden worden bijgestuurd of aangepast aan de kleinere activiteiten? Neen dus!
Kon het grote geweld zoals ‘het voetbal’, ‘de grote evenementen’, ‘de opera’ redelijk lang doorgaan, uiteindelijk moesten zij ook op slot. Al konden ze – volgens eigen zeggen – wetenschappelijk (?) bewijzen dat ze veilig konden werken. Ik geloof ze. Covid-19 konden ze tegenhouden, maar of het daarom veilig was hangt van de interpretatie van het woord af. Hoe veilig is kunst of moet kunst zijn?

Dit alles om te zeggen dat deze tijd begrijpelijk onbegrijpelijk zal zijn in het spartelen om te willen doen wat we zo graag doen: onze gewoontes nakomen. Terwijl het ook een feest kan zijn om te reflecteren op gewoontegedrag en de betekenis daarvan. Ook de kunst zou er wel bij varen. As simple as that!

Kunsteducatie in Vlaanderen

De noodzakelijke, maar uitblijvende stap!

Sinds begin vorige eeuw is kunsteducatie (onder meerdere benamingen en gedaantes) zich een weg aan het banen zowel in onderwijs, de museale sector, de vrijetijd sector en de welzijns- en sociale sector?
De eerste workshops voor leerkrachten in de jaren 50 van de vorige eeuw, de jeugdateliers eind jaren 60, … Een speech voor de museumsector, van August. J. Bal uit 1969 beveelt aan om onderwijs en kunst nauwer met elkaar in contact te brengen. Een manifest uit 1984 van het kunstparlement, in leven geroepen door onderwijsminister Willy Calewaert, pleit voor een nauwer contact tussen cultuur en onderwijs. Met eenzelfde doel wordt in 2002 een soort van engagementsverklaring ondertekend tussen de toenmalige minister van Onderwijs en Vorming, Marleen Vanderpoorten, en die van Cultuur en Jeugd, Bert Anciaux.

In de jaren die volgen en zelfs tot aan vandaag blijft men pleiten voor een groter en sterker kunsteducatief veld, zowel in onderwijs als vrije tijd. Maar zijn we er werkelijk op vooruit gegaan? Lode Vermeersch, een toonaangevende onderzoeker op dit gebied, stelt zelf vast: ‘Veel wetenschappelijk onderzoek naar kunst en cultuureducatie wordt er in Vlaanderen niet gedaan. Onderzoek naar kunst en cultuur in het algemeen prijkt doorgaans niet bovenaan de agenda van hogescholen en universiteiten en onderzoeksbureaus’. Hoe en vanuit welk materiaal er beleid wordt gemaakt blijft dan ook een vrij duistere zaak. Nochtans uit veldtekeningen van zowel het kunstenpunt als de laatste HIVA-studie ‘cultuureducatie in de vrije tijd’ van Lode Vermeersch en Nele Havermans, als uit de vele subsidieaanvragen kan men opmaken dat kunsteducatie zowel in vrije tijd als in de schooltijd een levendig veld is. Maar wie monitort dat? Hoe stuurt men ergens naartoe en naar waar dan wel?

Soms spreekt men over ‘muzische vorming’, dan weer over ‘cultuureducatie’ of over ‘kunsteducatie’ en zelfs over ‘participatie’. Allemaal begrippen die men terugvindt in decreten, regels en oproepen die doelen op kunsteducatie, met als poging kunsten, het jonge gebroed en ouderen met elkaar in aanraking te brengen zowel in onderwijs als in de vrije tijd. Blijkbaar is er geen enkele behoefte van overheden daar enige duidelijke beleidslijn rond te maken. Meer nog, een deel wordt gestuurd door het kunstenbeleid en een ander deel door onderwijs en nog een ander deel door het jeugdbeleid.
Het blijft voor organisaties die zich profileren in het veld van de kunsteducatie toch een roepen in de woestijn en zich behelpen door eigen profilering. Mocht het kunstenbeleid een duidelijke strategie hebben voor kusteducatie in zowel zijn formele als non-formele acties, zouden we minstens al een stap in de goede richting zetten. Een noodzakelijke stap!