Materiaal in Belichaamde Muziekdidactiek

Auteurs: Luc Nijs & Melissa Bremmer | Illustratie: Lennie Steenbeek

In deze bijdrage kijken we naar het gebruik van materiaal in de muziekles vanuit een belichaamd perspectief. We baseren ons daarbij op Belichaamde Muziekdidactiek, een didactiek die we momenteel ontwikkelen. Deze didactiek kan toegepast worden in het instrumentaal en klassikaal muziekonderwijs. Voor de ontwikkeling ervan gaan we uit van onze praktijkervaring, en theorieën van belichaamde muziekcognitie en dynamische systeemtheorie.

Steeds meer onderzoek onderstreept het belang van het lichaam en bewegen bij leren (Skulmowski & Rey, 2018). Bewegen kan op allerlei manieren bijdragen aan het leerproces. Het kan je concentratie verhogen, je kan leerstof beter onthouden of soms zelfs beter begrijpen. Ook bij Belichaamde Muziekdidactiek gaan we ervan uit dat het lichaam van leerlingen én muziekdocenten een belangrijke rol speelt bij het leren. Dit wordt ondersteund door de theorie van belichaamde muziekcognitie, die stelt dat bewegen op muziek of lichamelijk op elkaar reageren tijdens het muziek maken het leren begrijpen van de structuren en expressieve aspecten van muziek bevordert.
Daarnaast baseren we ons bij Belichaamde Muziekdidactiek op de dynamische systeemtheorie, die zegt dat leerlingen hun muzikale potenties ontwikkelen door de dynamische interactie tussen docent, leerling(en) en leerinhoud. Die interactie gebeurt niet zomaar, de muziekdocent stimuleert die door bewust gebruik te maken van ‘constraints’ (‘beperkingen’), die het leerproces van leerlingen gericht beïnvloeden. Newell (2003) noemt drie verschillende soorten:

– Individuele constraints ofwel individuele kenmerken van leerlingen, zoals hun motorische of auditieve vaardigheden, of de mate van concentratie. Door de juiste constraints te kiezen, kan de muziekdocent inspelen op deze individuele kenmerken, door bijvoorbeeld de instructietijd niet te lang maken om de concentratie vast te houden.
– Opdrachtconstraints ofwel elementen van een opdracht, zoals instructie, feedback, en samenwerkingsvorm. Kiest de docent voor een open of gesloten opdracht? Gaan leerlingen in tweetallen of in een groepje van vijf werken? Dergelijke elementen beïnvloeden hoe de leerlingen de opdracht aanpakken.
– Omgevingsconstraints ofwel aspecten van de omgeving rondom de leerlingen, onder andere de grootte van een klaslokaal, en de gebruikte of aanwezige materialen en objecten. De grootte van de klas kan bijvoorbeeld bepalen wat voor soort bewegingen leerlingen op en bij de muziek kunnen maken. Materialen bepalen de aard van de opdracht: verschillende materialen bij dezelfde opdracht kunnen leerlingen uitnodigen tot een heel andere manier van bewegen, het maken of beleven van muziek.

Er is al veel onderzoek verricht naar de dynamische interactie tussen de (muziek)docent en leerlingen, maar de rol van materiaal als omgevingsconstraint is tot nu toe onderbelicht (Kupers & Haakma, 2020). Daarom zoomen we in dit artikel hierop in.

Onzichtbaar materiaal
Op het eerste gezicht lijkt muziek iets ongrijpbaars: het is onzichtbaar en gaat aan ons voorbij. Maar je kan muziek ook als materiaal zien dat ons een rijkdom aan informatie biedt, waarbij sommige muzikale elementen kunnen opvallen en leerlingen kunnen aanmoedigen om specifieke bewegingen te maken. De puls is een typisch voorbeeld. Die grijpt zo makkelijk onze aandacht dat we spontaan ons hoofd in de maat gaan schudden of meetikken met onze voet.
Muziek bevat soms zóveel muzikale informatie dat sommige elementen niet meteen onze aandacht trekken. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de natuurlijke – vaak onbewuste – neiging om naar de hoofdmelodie te luisteren, of om te luisteren naar elementen die we kennen uit de muziekcultuur waarin we leven.
Bewegen is dan een handig hulpmiddel om leerlingen te stimuleren om op een creatieve manier te luisteren naar verschillende elementen in de muziek. Zo kunnen leerlingen ‘onderzoekend luisteren’ door vrij op muziek te bewegen en zelf te zoeken naar muzikale elementen die zij willen uitdrukken in beweging. Op deze manier kunnen leerlingen op een creatieve wijze hun eigen pad in de muziek vinden, in plaats van een pad te volgen dat terugvalt op bestaande of kant-en-klare richtlijnen. Een docent kan leerlingen ook uitnodigen om op verschillende manieren op de muziek te bewegen. Hierdoor opent zich telkens een nieuw perspectief op de muziek, en kunnen leerlingen weer nieuwe elementen horen en uitdrukken in de muziek. Daarnaast kan een docent leerlingen uitnodigen om elkaars ‘pad’ te ontdekken. Leerlingen kunnen dan samen vrij bewegen, maar ondertussen wel op elkaar reageren en zo verschillende elementen ontdekken in muziek.
De keuze van de muziek en de wijze waarop docenten leerlingen laten bewegen op de muziek, kunnen werken als een krachtige constraint. Zo zal bewegen op muziek waarmee we vertrouwd zijn (zoals popmuziek in de maat van 4) een heel ander leerproces inhouden dan bewegen op muziek die we niet (goed) kennen (zoals gamelanmuziek of muziek met een onregelmatige maatsoort).

Lees het hele artikel in KZ04/2024

Cover #6

Radically Mine! 2024 Winnend object juryprijs Leerlingenwerk vso De Berkenschutse (Heeze) Van Abbemuseum Foto Damion Thakoer (fragment)