Gender en stem: voorbij SATB

Auteur: Cas Schutte | Foto: Jametlene Reskp (fragment) via Unsplash UL

Het is een van de eerste afspraken in het schoolkoor: vrouwen zingen sopraan of alt, mannen tenor of bas. Hoewel dit vanuit klassiek oogpunt vanzelfsprekend lijkt, vormt het een contrast met de belevingswereld van (queer) leerlingen waarin vele grijstinten bestaan tussen de uitersten ‘man’ en ‘vrouw’. Is het niet tijd voor een stemindeling die dit weerspiegelt?

Zangstemmen worden gewoonlijk opgedeeld in ‘mannenstemmen’, ‘vrouwenstemmen’ en ‘kinderstemmen’. De volwassen stemmen op basis van hun bereik: de vrouwenstemmen bestaan uit de hoge sopraan en de lage alt, de mannenstemmen uit de hoge tenor en de lage bas. Deze vier hoofdgroepen (SATB) zijn de norm geworden in klassieke koormuziek en worden gehandhaafd in literatuur, lesmethodes en tijdens het zingen op school.

Waarom geen SATB
De SATB-indeling is in de regel genderbinair en gaat uit van twee opties: man en vrouw. Als we op deze manier naar koormuziek kijken, worden genderrollen versterkt en worden zangers die buiten de verwachte stemgroep vallen als uitzonderingen gezien. Dit kan voor een aantal problemen zorgen.

Het eerste is dat leerlingen een kader in hun hoofd vormen dat niet de werkelijkheid weerspiegelt. Historisch gezien hebben mannen – zelfs langer dan vrouwen – de alt- (in falset/kopstem) en sopraanpartijen (vaak castraatzangers) vertolkt (Parrott, 2015). In hedendaagse renaissancekoren worden nog steeds mannelijke alten ingezet om deze historische klank na te bootsen (Kite-Powell, 2007). Bovendien is het gebruikelijk dat vrouwen de tenorpartij zingen, al dan niet om het tekort aan mannelijke tenoren aan te vullen. Waarom zouden we deze vrouwelijke tenoren niet als een volwaardige invulling van de stemgroep zien?

Voorts vormt SATB een keurslijf waar veel leerlingen (nog) niet in passen. De meeste leerlingen in het primair onderwijs en het eerste jaar van het voortgezet onderwijs hebben nog geen baard in de keel, en dat betekent dat zij de kinderstem gebruiken. Onderzoek laat zien dat er geen onoverkomelijke fysieke verschillen bestaan tussen de jongens- en meisjesstem (Welch & Howard, 2002). Het heeft in deze fase dus geen zin om de twee te splitsen. De stemmen beginnen in de midden- en bovenbouw van het vo te zakken, maar dat lost het probleem niet op. Verschillende stemmen volgen een verschillend traject, zelfs met een volwassen stem kan het even duren voordat de controle er is om de uiterst hoge (sopraan) of lage (bas) noten te zingen. Wanneer leerlingen op basis van hun gender worden ingedeeld bij stemgroepen die niet bij hun stem passen, kan dit leiden tot ongemak, een gebrek aan motivatie en zelfs schade aan de stem (Van Gend et al., 2017).

Een buitenmuzikaal probleem ten slotte heeft te maken met genderidentiteit. Als leerlingen geleerd hebben dat elke stemgroep een bijbehorend gender heeft, kan dit leiden tot genderdysforie wanneer een trans- of non-binaire leerling wordt ingedeeld bij een stemgroep die niet bij diens genderidentiteit past (Blurring-the-Binary, 2023). Dit is niet altijd op te lossen door de leerling dan maar in een andere stemgroep te plaatsen. Een leerling die zich inmiddels identificeert als vrouw, maar die eerder de baard in de keel kreeg, zal voor de gezondheid van haar stem misschien gedwongen zijn om bas te zingen. Dit is geen probleem, zolang ze niet heeft geleerd dat bas een ‘mannenstem’ is.

Lees het hele artikel in KZ04/2024

Cover #6

Radically Mine! 2024 Winnend object juryprijs Leerlingenwerk vso De Berkenschutse (Heeze) Van Abbemuseum Foto Damion Thakoer (fragment)